Samenvatting
Doel
Meer inzicht krijgen in het gemiddelde tijdsinterval tussen een uitstrijkje uit het bevolkingsonderzoek met een direct verwijsadvies en het eerste vervolgonderzoek; tevens nagaan of de richtlijn betreffende het uitvoeren van histologisch vervolgonderzoek wordt nageleefd.
Opzet
Descriptief.
Methode
Met behulp van het Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) werden gegevens geanalyseerd van alle uitstrijkjes uit het Bevolkingsonderzoek 2000 met een direct verwijsadvies (≥ Pap-klasse 3a ‘matige dysplasie’) in Rotterdam en omstreken. Per vrouw werden de cervixcytologische en -histologische uitslagen in chronologische volgorde geplaatst en werd de aard van het vervolgonderzoek (cytologisch of histologisch) genoteerd. De observatieperiode besloeg 360 dagen na de afname van het uitstrijkje. Onderzocht werden het gemiddelde tijdsinterval tussen uitstrijkje en eerste vervolgonderzoek en de aard van dat vervolgonderzoek.
Resultaten
In totaal werden de gegevens van 156 vrouwen geanalyseerd. Bij 93 van hen was vervolgonderzoek verricht gedurende de observatieperiode. Het gemiddelde interval tot vervolgonderzoek was 60 dagen. Vervolgonderzoek vond bij 80 van de vrouwen binnen 3 maanden plaats en bij 90 binnen 6 maanden. In 32 van de gevallen vond bij het eerste vervolgonderzoek alleen cytologisch onderzoek plaats. In de overige gevallen vond conform de richtlijnen histologisch onderzoek plaats. Bij 7 was in het geheel geen cytologisch of histologisch vervolgonderzoek verricht binnen 1 jaar.
Conclusie
Het gemiddelde tijdsinterval tussen uitstrijkje en vervolgonderzoek was acceptabel, gezien het natuurlijk beloop van baarmoederhalskanker. Aandacht moet uitgaan naar het gegeven dat het vervolgonderzoek ten onrechte bestaat uit het herhalen van het cytologisch onderzoek of dat binnen 1 jaar geen vervolgonderzoek wordt verricht.
Reacties