Inleiding
Al in het begin van deze eeuw toonde Volhard aan, dat bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie een eiwitbeperkt dieet het ontstaan van uremische complicaties kon uitstellen.1 Bij patiënten met uremische complicaties gaf eiwitbeperking een (tijdelijke) vermindering van de klachten en een verbetering van het inspanningsvermogen. Deze waarneming leidde tot het gebruik van eiwitbeperking ter voorkoming van uremische complicaties.
In de jaren dertig toonden Smadell en Farr bij ratten met nierinsufficiëntie aan, dat eiwitbeperking het ontstaan van glomerulosclerose vertraagde en de overleving deed toenemen.2 Met de opkomst van nierfunctievervangende therapieën nam de belangstelling voor eiwitbeperking af, mede doordat ondervoeding een veel voorkomend verschijnsel was bij patiënten die een dergelijk dieet gebruikten. Dit kwam vooral door het gebruik van vegetarische diëten met daarin eiwit van geringe biologische waarde en onvoldoende calorieën.
In de jaren zeventig nam de belangstelling voor eiwitbeperkte diëten weer toe; nu was het doel progressie van…
(Geen onderwerp)
Boston, september 1992,
In zijn zeer lezenswaardige overzichtsartikel over de mogelijke relatie tussen een in eiwit beperkt dieet en de afremming van progressie van nierfunctieverlies bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie stelt Ter Wee dat Volhard et al. in 1918 aantoonden dat bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie het ontstaan van uremische complicaties met een eiwitbeperkt dieet uitgesteld kon worden (1992;1287-90). 1 Ten onrechte wekt hij hiermee de indruk dat de waarde van eiwitbeperking bij nierinsufficiëntie voor het eerst in Duitsland werd bestudeerd.
Bij de behandeling van chronische nierinsufficiëntie waren aan het einde van de 19e eeuw vooral vegetarische diëten en het ‘melkdieet’ in zwang.2
In 1915 adviseerden Rochat en Hijmans in dit tijdschrift om bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie het eiwitrijke melkdieet niet voor te schrijven, maar in plaats daarvan zo weinig mogelijk eiwit toe te dienen.3 In 1916 werd vervolgens in dit tijdschrift een onderzoek gepubliceerd waarin Utrechtse onderzoekers door middel van ureumbepalingen in het bloed aantoonden dat bij patiënten met een chronische nierinsufficiëntie tijdens eiwitarme voeding het ureumgehalte in het bloed lager was dan tijdens eiwitrijke voeding en dat melkeiwit net als ander eiwit juist het ureumgehalte in het bloed verhoogde.4 Tijdens het dieet met eiwitarme voeding verdwenen bij 2 patiënten ‘lichte uraemische verschijnselen’. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek adviseerden de auteurs een eiwitarm dieet bij ‘slepende nierziekte met ureumretentie’, immers ‘al te groote ureumretentie doet een spoedigen dood vrezen’.4
Volhard F, Suter F. Nieren und ableitende Harnwege. In: Mohr und Staehelin. Handbuch der Inneren Medizin. Vol. 5/1. Berlin: Springer, 1918: 804-11.
Köster H. Die Diät bei der Nephritis. Nord Med Arkiv (Afd II; inre Medicin) 1903; 17: 1-62.
Rochat RR, Hijmans M. Over stikstofretentie bij chronische nephritis. [LITREF VOLGNR="02" JAARGANG="1915" DEEL="2" PAGINA="1647-57"]Ned Tijdschr Geneeskd 1915; 59: 1647-57.[/LITREF]
Cohen Tervaert DG, Lier EHB van. Eenige mededeelingen over melkdiëet bij slepende nierziekte. [LITREF JAARGANG="1916" DEEL="2" PAGINA="1457-69"]Ned Tijdschr Geneeskd 1916; 60: 1457-69.[/LITREF]
(Geen onderwerp)
Miami, september 1992,
Om aan te geven dat reeds lang bekend is dat vermindering van (dierlijk-) eiwitinname de klinische symptomen bij ernstige nierinsufficiëntie kan doen afnemen, werden door mij de ervaringen van Volhard en Suter aangehaald. Het was hierbij geenszins de bedoeling te suggereren dat zij de eersten waren die dit hebben beschreven. Het doel van het caput selectum was om de huidige stand van zaken betreffende de relatie tussen het vroegtijdig instellen van een eiwitarmdieet en de progressie van nierfunctieverlies toe te lichten. Desalniettemin ben ik collega Cohen Tervaert erkentelijk voor zijn aanvulling.