Samenvatting
Om de voor- en nadelen van jodium-scintigrafie (met meta-joodbenzylguanidine, jobenguaan) en computertomografie (CT) met betrekking tot het lokaliseren van het feochromocytoom te vergelijken, werd in het Academisch Ziekenhuis te Groningen een retrospectief onderzoek verricht. Onderzocht werden alle 24 patiënten bij wie tussen 1983 en 1990 de klinische diagnose ‘feochromocytoom’ werd gesteld en bij wie scintigrafie met jobenguaan werd verricht. Er werden 18 patiënten onderzocht met zowel jobenguaan-scintigrafie als CT. Beide onderzoekingen werden onafhankelijk van elkaar gereviseerd en met elkaar en met de pathologisch-anatomische bevindingen vergeleken.
Scintigrafie met jobenguaan bleek de juiste plaats van het feochromocytoom aan te geven bij 21 van de 24 patiënten. Bij 16 van de 18 met CT onderzochte patiënten kon met behulp van dit onderzoek de plaats van de tumor juist worden bepaald. Fout-negatieve bevindingen kwamen hoofdzakelijk voor bij afwijkingen kleiner dan 2 cm diameter. Er waren geen fout-positieve uitslagen.
Beide onderzoekmethoden leveren ongeveer dezelfde resultaten qua gevoeligheid. Er kan volstaan worden met 1 van de 2 methoden. Scintigrafie wordt aanbevolen als primair onderzoek en voor het opsporen van resttumoren, CT is geïndiceerd wanneer gedetailleerder anatomische informatie nodig is en wanneer de scan geen uitsluitsel geeft.
Reacties