artikel
Alles in de wereld is onderhevig aan variaties en beweging. De oude filosofen wisten dit natuurlijk al en het bracht Aristoteles zelfs tot de opvatting dat er ooit iets of iemand geweest moet zijn, de zogenaamde ‘primum movens’, die alles in beweging heeft gezet. De impliciete gedachte daarbij is dat er op enig moment een toestand heeft bestaan van absolute stilstand. Gegeven de huidige natuurwetenschappelijke inzichten lijkt dit echter wat moeilijk voorstelbaar.
Ook in de biologie geldt dat er geen statische fenomenen zijn maar dat alle processen gekenmerkt worden door een zekere variabiliteit waarbij er overigens wel grote onderlinge verschillen bestaan in ritme en amplitudo. Zo kan niet gesproken worden van dé temperatuur of dé bloeddruk van een individu. Hooguit kan men een gemiddelde waarde over een bepaalde tijdsperiode aangeven met daarbij eventueel nog de mate van variatie. Dat is soms wel eens lastig, zeker voor reductionistisch ingestelde onderzoekers en clinici, omdat men zo minder goed vat kan krijgen op bepaalde processen.
Aan de andere kant bieden natuurlijke variaties ook een enorme kans om het inzicht in biologische processen te vergroten. Zo heeft bijvoorbeeld het pathofysiologisch onderzoek naar fluctuaties in bloeddruk en vaatfunctie belangrijke gegevens opgeleverd waarmee op epidemiologisch niveau verder gewerkt kon worden. Omgekeerd kunnen waarnemingen uit epidemiologische hoek weer een impuls geven aan het meer basale onderzoek. In dit kader is van belang dat wij niet alleen kijken naar variaties binnen en tussen individuen binnen één bevolkingsgroep maar ook naar variaties tussen populaties met een verschillende genetische of culturele achtergrond. Een aardig voorbeeld daarvan is deze week in dit Tijdschrift te vinden. Op bl. 1083 bespreken Agyemang en collega’s namelijk de resultaten van een onderzoek waarin de hoogte van de bloeddruk en de prevalentie van hypertensie onder blanke Nederlanders en bepaalde Nederlandse etnische minderheden werden vergeleken met die onder qua geografische herkomst vergelijkbare groepen in Engeland (A3318). Dit onderzoek leverde opvallende verschillen tussen beide landen op, zowel bij de blanken als bij de niet-blanken. Een interessante bevinding, zeker als men bedenkt dat de Surinaamse internist Lim-a-Po al meer dan 30 jaar geleden promoveerde op een onderzoek dat soortgelijke verschillen tussen etnische groeperingen in Suriname aantoonde.
Natuurlijk zal de reductionist naar voren brengen dat conclusies niet mogelijk zijn omdat voor zoveel factoren niet gecontroleerd kan worden (voedingsgewoonten bijvoorbeeld). Voor de overigen betekent dit een stimulans om nog verder te zoeken naar de bronnen van variaties in deze wereld.
Reacties