Samenvatting
– De sterfte in 10 niet-westerse, naar Nederland gemigreerde groepen, in de periode 1995-2000, is vergeleken met die van personen die waren geboren en van wie de ouders waren geboren in Nederland (‘autochtonen’). De betreffende migrantengroepen waren personen die waren geboren of van wie de ouders waren geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen, Ghana, Somalië, Irak, Iran, Afghanistan of Vietnam. Verschillen in sterfte werden gecorrigeerd voor leeftijd, burgerlijke staat, regio, urbanisatiegraad en sociaal-economische status.
– Hoewel de meeste migranten uit landen kwamen met een aanzienlijk lagere levensverwachting dan Nederland, hadden de meeste groepen gelijke of lagere sterftecijfers dan autochtone Nederlanders. Voor mannen uit Turkije en Suriname was de sterfte iets hoger, en voor mannen en vrouwen uit Somalië aanzienlijk hoger dan voor autochtone Nederlanders.
– De over het algemeen gunstige mortaliteit onder migranten is het resultaat van 2 elkaar compenserende fenomenen: de jongere migranten hadden een hogere mortaliteit dan autochtone Nederlanders en de oudere een lagere.
– Een analyse van doodsoorzaken liet een relatief lage sterfte aan hart- en vaatziekten, kanker en respiratoire aandoeningen zien in de meeste migrantengroepen en een relatief hoge sterfte aan infectieziekten en ongevallen en geweld.
– Deze bevindingen worden waarschijnlijk niet verklaard door een incomplete registratie van sterfte. Selectieve migratie kan wel een rol spelen, bijvoorbeeld doordat sommige migrantengroepen een relatief hoog opleidingsniveau hebben. Sommige bevindingen kunnen worden verklaard doordat de voordelen voor de gezondheid van migranten (sociaal-economische voordelen en voordelen voortkomend uit effectieve preventie en gezondheidszorg) zich mogelijk eerder voordoen dan de nadelen, zoals het hogere risico op kanker en hart- en vaatziekten, dat gepaard gaat met welvaart.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:917-23
Reacties