Van gen naar ziekte; 'frame shift'-mutatie in het CARD15-gen en de ziekte van Crohn

Klinische praktijk
K. van der Linde
E.J. Kuipers
F.W.M. de Rooij
J.H.P. Wilson
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:2539-42
Abstract
Download PDF

artikel

Inleiding

de ziekte

De ziekte van Crohn is een chronische inflammatoire darmziekte. De incidentie in Nederland is 4-8 gevallen per 100.000 inwoners per jaar. De prevalentie ligt rond de 0,5.1-3 De ziekte van Crohn wordt gekenmerkt door een chronische of terugkerende transmurale granulomateuze ontsteking van het maag-darmkanaal. De gehele tractus van mond tot anus kan bij de ziekte betrokken zijn. De meest voorkomende lokalisatie is het ileocoecale gebied (40). Een typisch endoscopisch beeld is weergegeven in figuur 1. De ziekte van Crohn kan gecompliceerd worden door stenosering en door fisteling, zoals perianale en entero-enterale fistels. Daarnaast kan de ziekte zich buiten het maag-darmkanaal manifesteren, onder andere in de vorm van artritis, erythema nodosum, pyoderma gangraenosum of uveïtis.4

Hoewel de oorzaak van de ziekte van Crohn onbekend is, zijn er sterke epidemiologische aanwijzingen voor een genetische predispositie. De ziekte komt met name voor bij blanken en in het bijzonder bij asjkenazim-joden.5 4 tot 18 van de patiënten met de ziekte van Crohn heeft een eerstegraadsfamilielid met een chronische inflammatoire darmziekte.6 Bij tweelingonderzoek blijkt de concordantie voor de ziekte van Crohn bij monozygote tweelingen 42-58 te zijn en slechts 0-12 bij dizygote tweelingen.7 8 Hoge concordantiecijfers voor de ziekte worden ook gevonden binnen families met twee of meer aangedane bloedverwanten.6 9

Niet-genetische factoren spelen evenzo een rol bij het ontstaan van de ziekte van Crohn. Zo is in verschillende diermodellen aangetoond dat een chronische inflammatoire darmziekte alleen ontstaat bij de aanwezigheid van bacteriële flora en niet onder kiemvrije omstandigheden. Bij patiënten met een Crohn-colitis of ernstige perianale fistels kan deviatie van de fecale stroom door een ontlastend ileo- of colostoma leiden tot klinische verbetering. Tot slot, in sommige gevallen leidt behandeling met antibiotica tot afname van de ziekteactiviteit.10

het gen

Tijdens de jaren negentig van de vorige eeuw hebben meerdere onderzoeksgroepen gezocht naar genen die een rol zouden kunnen spelen in de pathogenese van de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Laatstgenoemde ziekte is de tweede belangrijke chronische inflammatoire darmziekte.11 Koppelingsonderzoek bij families met meerdere personen die zijn aangedaan met een chronische inflammatoire darmziekte heeft geresulteerd in een aantal chronisch inflammatoire, aan darmziekte gerelateerde chromosomale gebieden (tabel 1). De resultaten pleiten sterk voor een multigenetische oorsprong van zowel de ziekte van Crohn als colitis ulcerosa.19

Het best gedocumenteerde locus ligt rond de centromeer van chromosoom 16 (16q12). Dit zogenaamde inflammatoire-darmziekte(IBD)-1-locus is gekoppeld aan de ziekte van Crohn.12 20 Vorig jaar hebben twee groepen onafhankelijk van elkaar aangetoond dat deze koppeling berust op DNA-variaties in het ‘caspase recruitment’-domein(CARD)-15-gen (tot voor kort ‘nucleotidebindend oligomerisatiedomein(NOD)-2-gen’ genaamd).21 22 In dit gen zijn tot op heden 67 enkelvoudige nucleotideveranderingen ontdekt.23 Slechts 3 daarvan bleken onafhankelijk significant samen te hangen met de ziekte van Crohn in bevolkingsgroepen in de Verenigde Staten, Canada en Europa; 2104C>T in exon 4 (Arg702Trp), 2722G>C in exon 8 (Gly908Arg) en 3020insC in exon 11 (Leu1007fsinsC).21 23 Hoewel alledrie nucleotideveranderingen als mutaties worden beschouwd, is alleen van de laatstgenoemde een functioneel defect in vitro aangetoond.22 Deze ‘frame shift’-mutatie betreft een cytosine-insertie op positie 3020 van exon 11. Dit leidt tot de substitutie van een leucine door een proline op aminozuurpositie 1007 en bovendien tot een stopcodon waardoor het CARD15-eiwit korter wordt. Deze frame-shiftmutatie is gelokaliseerd in het distale deel van het gen dat codeert voor de staart van het eiwit, het zogenaamde C-terminale ‘leucine-rich repeats’(LRR)-gedeelte.21 22 24

het eiwit

Het CARD15-eiwit bestaat uit 1040 aminozuren en heeft qua structuur veel overeenkomsten met het reeds bekende CARD4-eiwit (of NOD1-eiwit). CARD15 heeft twee caspase-recruitmentdomeinen (CARD1 en 2) aan de N-terminale kant, een nucleotidebindend domein in het midden en een LRR-gebied aan het C-terminale einde.24 Het eiwit is schematisch weergegeven in figuur 2, met gemarkeerd de drie met de ziekte van Crohn samenhangende aminozuurveranderingen. Het CARD-domein kan interacties aangaan met CARD-structuren in andere cytoplasmatische eiwitten, waaronder procaspasen.25 Het nucleotidebindend domein is in staat ATP en guanosinetrifosfaat te binden en is waarschijnlijk betrokken bij oligomerisatie van eiwitmoleculen.26 27 LRR's komen voor in eiwitten die betrokken zijn bij herkenning van pathogenen. In dit kader is het CARD15-eiwit mogelijk een receptor van bacteriële producten, waaronder endotoxine (een lipopolysacharide, een celwandcomponent van gramnegatieve bacteriën).24

De functie van CARD15 is nog niet volledig opgehelderd. In-vitro-experimenten met CARD15-‘copy’-DNA-getransfecteerde embryonale niercellen (HEK293T) hebben aangetoond dat expressie van het CARD15-eiwit leidt tot activatie van de caspasecascade via het N-terminale CARD-domein en daarmee tot apoptose (geprogrammeerde celdood) (figuur 3). Apoptose zorgt voor een normale ontwikkeling en homeostase van weefsels en organen. Door binding met procaspase-9, wordt het inactieve procaspase-9 omgezet in actief caspase-9.24 25 Expressie van CARD15 in HEK293T-cellen leidt ook tot activatie van nucleaire factor kappa-B (NF-?B). NF-?B is de naam voor een groep van eiwitten die een belangrijke rol spelen als regulator van genen van proïnflammatoire cytokinen, adhesiemoleculen, chemokinen, groeifactoren, cyclo-oxygenase-2 en induceerbare stikstofsynthetase. NF-?B bevindt zich als inactief dimeer in het cytoplasma. Activatie van NF-?B gaat via RICK (‘RIP-like interacting CLARP kinase’ (RIP = ‘receptor-interacting protein’; CLARP = ‘caspase-like apoptosis regulatory protein’)), een CARD-bevattend kinase dat een complex vormt met het CARD-domein van het CARD15-eiwit. Het LRR-domein lijkt een rol te spelen bij de herkenning van pathogenen en de inductie van een pathogeenspecifieke respons. In geval van CARD15 is gesuggereerd dat dit domein fungeert als een intracellulaire receptor voor lipopolysacharide. Na binding (of interactie) van intracellulair lipopolysacharide met het LRR-domein wordt NF-?B geactiveerd, dat vervolgens migreert van het cytoplasma naar de celkern om specifieke genen tot expressie te brengen.24 28

De CARD15-frame-shiftmutatie leidt tot verkorting van het LRR-domein met 33 aminozuren. De met deze mutatie getransfecteerde HEK293T-cellen blijken een verlaagde NF-?B-activatie te hebben.22 Bij patiënten met de ziekte van Crohn blijkt de expressie van NF-?B in colonslijmvlies daarentegen juist hoger dan in het colon van gezonde personen.29 Derhalve is de exacte rol van de CARD15-frame-shiftmutatie bij het ontstaan van de ziekte van Crohn vooralsnog onduidelijk, gelet op de discrepantie tussen experimentele en klinische bevindingen. In dit kader is het interessant op te merken dat, terwijl NF-?B vaak als een proïnflammatoire factor wordt beschouwd, NF-?B-deficiënte muizen een spontane colitis ontwikkelen.30 Op dit moment bestaan er enkele hypothesen. Door een veranderde (verminderde) herkenning van bacteriële micro-organismen zou een ontregelde inflammatoire respons kunnen ontstaan. Daarnaast zou het gemuteerde CARD15 kunnen leiden tot een inadequate anti-inflammatoire respons via bijvoorbeeld interleukine-10.22 Ook zou de mutatie kunnen leiden tot een verlaagd apoptotisch signaal en daarmee tot een ontregeling van het ontstekingsproces.

de cel

Het CARD15-eiwit komt tot expressie in monocyten24 en mogelijk ook in enterocyten.31 Monocyten zijn betrokken bij de niet-specifieke cellulaire immuniteit. Het zijn voorlopers van weefselgebonden cellen, waaronder intestinale macrofagen en dendritische cellen. Deze antigeenpresenterende cellen spelen een centrale rol bij het initiëren van een immuurespons na binding met specifieke enterale antigenen. De abnormale inflammatoire respons bij de ziekte van Crohn berust op een ontregelde T-helper-1-respons, gekenmerkt door de vrijmaking van proïnflammatoire cytokinen, zoals tumornecrosisfactor-? en interferon-?.32 Of CARD15 ook tot expressie komt in de intestinale antigeenpresenterende cellen lijkt erg aannemelijk, maar is vooralsnog niet beschreven.

de populatie

De frequentie van vóórkomen van de CARD15-frame-shiftmutatie bij patiënten met de ziekte van Crohn is 11-19 in de heterozygote vorm en 3-7 in de homozygote vorm. Bij patiënten met colitis ulcerosa en controlepersonen is alleen de heterozygote vorm gevonden in 6-9 van de gevallen.21 22 De frequentie van vóórkomen bij sporadische patiënten en patiënten met een positieve familieanamnese blijkt niet verschillend.23 33 34

Dragerschap betekent een verhoogd risico op het krijgen van de ziekte van Crohn. Terwijl voor heterozygoten het risico 2-3 maal verhoogd is, gaat homozygoot dragerschap gepaard met een 17-42 maal verhoogd relatief risico.21 22 33 Deze berekeningen zijn gebaseerd op de oorspronkelijke publicaties waarbij gezonde homozygote dragers ontbraken. In onze eigen populatie troffen wij echter wel homozygote dragers aan die tot op hoge leeftijd geen ziekte van Crohn hadden gekregen.

Naast de frame-shiftmutatie gaat dragerschap van de twee beschreven mutaties in exon 4 en 8 ook gepaard met een verhoogd ziekterisico. Opvallend genoeg komt geen van de drie nucleotideveranderingen tezamen voor op hetzelfde allel. In tabel 2 staat een risicoberekening gemaakt voor het ontstaan van de ziekte van Crohn in geval van dragerschap van één of twee van deze DNA-veranderingen.21 Het bevolkingsattributief risico van de gevonden mutaties in CARD15, oftewel het verminderde risico op het krijgen van de ziekte van Crohn bij afwezigheid van de drie mutaties in de bevolking, wordt geschat op 15-20.35

diagnostiek

De diagnose ‘ziekte van Crohn’ wordt gesteld op grond van klinische, radiologische en endoscopische criteria. CARD15-DNA-diagnostiek bij de ziekte van Crohn heeft tot dusver geen consequenties ten aanzien van diagnostiek en behandeling. Ook kan de huidige kennis (nog) niet gebruikt worden als een non-invasieve screening bij vermoeden van het bestaan van de ziekte van Crohn. Daarentegen laat recent onderzoek wel zien dat dragerschap van de CARD15-frame-shiftmutatie bij Crohn-patiënten samenhangt met een vroege start van de ziekte,36 lokalisatie van ziekte in het ileum34 36-39 en een stenoserend ziektebeloop.36 38 39 Over de samenhang met fistels bestaan tegengestelde berichten.36 38 Met deze kennis is subtypering mogelijk en kan met enige voorzichtigheid iets over het beloop en de prognose worden gezegd.

conclusie

De ontdekking van het CARD15-gen is een mijlpaal op het gebied van inflammatoire darmziekten, die nieuwe inzichten zal werpen op de pathogenese van de ziekte van Crohn. Echter, de belangrijkste conclusie is misschien wel dat de ziekte van Crohn een genetisch complexe aandoening is, waarbij een enkele risicofactor noch noodzakelijk noch voldoende is om de ziekte te doen ontstaan.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Literatuur
  1. Shivananda S, Pena AS, Nap M, Weterman IT, Mayberry JF,Ruitenberg EJ, et al. Epidemiology of Crohn's disease in Regio Leiden,the Netherlands. A population study from 1979 to 1983. Gastroenterology1987;93:966-74.

  2. Shivananda S, Lennard-Jones J, Logan R, Fear N, Price A,Carpenter L, et al. Incidence of inflammatory bowel disease across Europe: isthere a difference between north and south? Results of the EuropeanCollaborative Study on Inflammatory Bowel Disease (EC-IBD). Gut1996;39:690-7.

  3. Russel MG, Dorant E, Volovics A, Brummer RJ, Pop P, MurisJW, et al. High incidence of inflammatory bowel disease in the Netherlands:results of a prospective study. The South Limburg IBD Study Group. Dis ColonRectum 1998;41:33-40.

  4. Lashner BA. Clinical features, laboratory findings, andcourse of Crohn's disease. In: Kirsner JB, editor. Inflammatory boweldisease. 5th ed. Pennsylvania: Saunders; 2000. p. 305-14.

  5. Roth MP, Petersen GM, McElree C, Feldman E, Rotter JI.Geographic origins of Jewish patients with inflammatory bowel disease.Gastroenterology 1989;97:900-4.

  6. Russel MG, Pastoor CJ, Janssen KM, Deursen CT van, MurisJW, Wijlick EH van, et al. Familial aggregation of inflammatory boweldisease: a population-based study in South Limburg, the Netherlands. TheSouth Limburg IBD Study Group. Scand J Gastroenterol Suppl1997;223:88-91.

  7. Subhani J, Montgomery SM, Pounder RE, Wakefield AJ.Concordance rates of twins and siblings in inflammatory bowel disease (IBD).Gut 1998;42 Suppl 1:A40.

  8. Orholm M, Binder V, Sorensen TI, Rasmussen LP, Kyvik KO.Concordance of inflammatory bowel disease among Danish twins. Results of anationwide study. Scand J Gastroenterol 2000;35:1075-81.

  9. Bayless TM, Tokayer AZ, Polito 2nd JM, Quaskey SA, MellitsED, Harris ML. Crohn's disease: concordance for site and clinical typein affected family members – potential hereditary influences.Gastroenterology 1996;111:573-9.

  10. Linskens RK, Huijsdens XW, Savelkoul PH,Vandenbroucke-Grauls CM, Meuwissen SG. The bacterial flora in inflammatorybowel disease: current insights in pathogenesis and the influence ofantibiotics and probiotics. Scand J Gastroenterol Suppl2001;234:29-40.

  11. Miner PB. Clinical features, course, laboratory findings,and complications in ulcerative colitis. In: Kirsner JB, editor. Inflammatorybowel disease. 5th ed. Pennsylvania: Saunders; 2000. p. 299-304.

  12. Hugot JP, Laurent-Puig P, Gower-Rousseau C, Olson JM, LeeJC, Beaugerie L, et al. Mapping of a susceptibility locus for Crohn'sdisease on chromosome 16. Nature 1996;379:821-3.

  13. Satsangi J, Parkes M, Louis E, Hashimoto L, Kato N, WelshK, et al. Two stage genome-wide search in inflammatory bowel disease providesevidence for susceptibility loci on chromosomes 3, 7 and 12. Nat Genet1996;14:199-202.

  14. Cho JH, Nicolae DL, Gold LH, Fields CT, LaBuda MC, RohalPM, et al. Identification of novel susceptibility loci for inflammatory boweldisease on chromosomes 1p, 3q, and 4q: evidence for epistasis between 1p andIBD1. Proc Natl Acad Sci USA 1998;95:7502-7.

  15. Hampe J, Schreiber S, Shaw SH, Lau KF, Bridger S,Macpherson AJ, et al. A genomewide analysis provides evidence for novellinkages in inflammatory bowel disease in a large European cohort. Am J HumGenet 1999;64:808-16.

  16. Ma Y, Ohmen JD, Li Z, Bentley LG, McElree C, Pressman S,et al. A genome-wide search identifies potential new susceptibility loci forCrohn's disease. Inflamm Bowel Dis 1999;5:271-8.

  17. Duerr RH, Barmada MM, Zhang L, Pfutzer R, Weeks DE.High-density genome scan in Crohn disease shows confirmed linkage tochromosome 14q11-12. Am J Hum Genet 2000;66:1857-62.

  18. Rioux JD, Silverberg MS, Daly MJ, Steinhart AH, McLeodRS, Griffiths AM, et al. Genomewide search in Canadian families withinflammatory bowel disease reveals two novel susceptibility loci. Am J HumGenet 2000;66:1863-70.

  19. Hugot JP, Thomas G. Genome-wide scanning in inflammatorybowel diseases. Dig Dis 1998;16:364-9.

  20. Cavanaugh J. International collaboration providesconvincing linkage replication in complex disease through analysis of a largepooled data set: Crohn disease and chromosome 16. The IBD InternationalGenetics Consortium. Am J Hum Genet 2001;68:1165-71.

  21. Hugot JP, Chamaillard M, Zouali H, Lesage S, Cezard JP,Belaiche J, et al. Association of NOD2 leucine-rich repeat variants withsusceptibility to Crohn's disease. Nature 2001;411:599-603.

  22. Ogura Y, Bonen DK, Inohara N, Nicolae DL, Chen FF, RamosR, et al. A frameshift mutation in NOD2 associated with susceptibility toCrohn's disease. Nature 2001;411:603-6.

  23. Lesage S, Zouali H, Cezard JP, Colombel JF, Belaiche J,Almer S, et al. CARD15/NOD2 mutational analysis and genotype-phenotypecorrelation in 612 patients with inflammatory bowel disease. Am J Hum Genet2002;70:845-57.

  24. Ogura Y, Inohara N, Benito A, Chen FF, Yamaoka S, NunezG. Nod2, a Nod1/Apaf-1 family member that is restricted to monocytes andactivates NF-kappaB. J Biol Chem 2001;276:4812-8.

  25. Inohara N, Koseki T, del Peso L, Hu Y, Yee C, Chen S, etal. Nod1, an Apaf-1-like activator of caspase-9 and nuclear factor-kappaB. JBiol Chem 1999;274:14560-7.

  26. Hu Y, Ding L, Spencer DM, Nunez G. WD-40 repeat regionregulates Apaf-1 self-association and procaspase-9 activation. J Biol Chem1998;273:33489-94.

  27. Beutler B. Autoimmunity and apoptosis: the Crohn'sconnection. Immunity 2001;15:5-14.

  28. Yamamoto Y, Gaynor RB. Therapeutic potential ofinhibition of the NF-kappaB pathway in the treatment of inflammation andcancer. J Clin Invest 2001;107:135-42.

  29. Schreiber S, Nikolaus S, Hampe J. Activation of nuclearfactor kappa B inflammatory bowel disease. Gut 1998;42:477-84.

  30. Erdman S, Fox JG, Dangler CA, Feldman D, Horwitz BH.Typhlocolitis in NF-kappa B-deficient mice. J Immunol2001;166:1443-7.

  31. Hisamatsu T, Suzuki M, Reinecker HC, Podolsky DK. NOD1and NOD2, cytoplasmic LPS receptors, are expressed in intestinal epithelialcells and regulated by pro-inflammatory cytokines. Gastroenterology2002;122:A398.

  32. Shanahan F. Crohn's disease. Lancet2002;359:62-9.

  33. Hampe J, Cuthbert A, Croucher PJ, Mirza MM, MascherettiS, Fisher S, et al. Association between insertion mutation in NOD2 gene andCrohn's disease in German and British populations. Lancet2001;357:1925-8.

  34. Vermeire S, Wild G, Kocher K, Cousineau J, Dufresne L,Bitton A, et al. CARD15 genetic variation in a Quebec population. Am J HumGenet 2002;71:74-83.

  35. Cho JH. The Nod2 gene in Crohn's disease. InflammBowel Dis 2001;7:271-5.

  36. Ahmad T, Armuzzi A, Bunce M, Mulcahy-Hawes K, MarshallSE, Orchard TR, et al. The molecular classification of the clinicalmanifestations of Crohn's disease. Gastroenterology2002;122:854-66.

  37. Cuthbert AP, Fisher SA, Mirza MM, King K, Hampe J,Croucher PJ, et al. The contribution of NOD2 gene mutations to the risk andsite of disease in inflammatory bowel disease. Gastroenterology2002;122:867-74.

  38. Radlmayr M, Torok HP, Martin K, Folwaczny C. Thec-insertion mutation of the NOD2 gene is associated with fistulizing andfibrostenotic phenotypes in Crohn's disease. Gastroenterology2002;122:2091-2.

  39. Vavassori P, Borgiani P, D’Apice MR, De Negris F,Del Vecchio Blanco G, Monteleone I, et al. 3020insC mutation within the NOD2gene in Crohn's disease. Dig Liver Dis 2002;34:153.

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum-locatie Dijkzigt, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Afd. Maag-, Darm- en Leverziekten: K.van der Linde, assistent-geneeskundige; prof.dr.E.J.Kuipers, maag-, darm- en leverarts.

Afd. Inwendige Geneeskunde: dr.F.W.M.de Rooij, biochemicus; prof. J.H.P.Wilson, internist.

Contact K.van der Linde (k.v.d.linde@znb.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties