Vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond (BMR-vaccin)

H.P. Verbrugge
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:2193
Download PDF

artikel

Deze maand zal het rijksvaccinatieprogramma voor 1987 worden rondgezonden. Behalve de gebruikelijke inentingen tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio (DKTP en DTP), de mazelenprik op 14 maanden en de rodehond-inenting bij meisjes van 11 jaar, is het programma uitgebreid met twee gecombineerde inentingen tegen bof (B), mazelen (M) en rodehond (R), zowel voor jongens als voor meisjes.

De minister heeft tot deze uitbreiding van het vaccinatieprogramma per 1 januari 1987 besloten op advies van de Gezondheidsraad en de Ziekenfondsraad. Er wordt gebruik gemaakt van een 3-componentenvaccin tegen bof, mazelen en rodehond (BMR-vaccin). Op de leeftijd van 14 maanden wordt BMR in plaats van alleen mazelen-vaccin gegeven. Op de leeftijd van 9 jaar wordt gerevaccineerd met BMR-vaccin. Deze vaccinatie kan simultaan worden gegeven met de DTP-enting die ook op die leeftijd wordt toegediend.

De motivatie voor de verschillende componenten van het BMR-vaccin luidt als volgt:

1. Bof: ongecompliceerde bof kan gepaard gaan met hoge koorts en soms zeer pijnlijke zwellingen. Daarnaast is vaak specialistische hulp en ziekenhuisopname nodig in verband met complicaties van bof, te weten meningitis, encephalitis en – vaak eenzijdige – orchitis. Hoewel jongens vaker blijken te worden opgenomen dan meisjes is toch geadviseerd ook de meisjes te vaccineren, omdat daardoor de viruscirculatie snel zal worden teruggedrongen. Op den duur lijkt ook eliminatie van bof in Nederland tot de mogelijkheden te behoren.

2. Mazelen: de vaccinatie tegen mazelen is al gebruikelijk sinds 1976. Het vermijden van de bekende complicaties in de tractus respiratorius (otitis media, bronchopneumonie, bronchiëctasieën) en de neurologische complicaties (encephalitis en de soms enkele jaren na de mazeleninfectie optredende subacute scleroserende panencephalitis) is de voornaamste reden van de mazelenvaccinatie.

3. Rodehond (rubella): sinds 1974 worden 11-jarige meisjes tegen rodehond ingeënt. Het doel hiervan is om de meisjes een voldoende individuele immuniteit te geven om bij een eventuele besmetting later, tijdens een zwangerschap, te voorkomen dat er een viremie optreedt, die de jonge vrucht beschadigt. Deze beschadiging kan leiden tot spontane abortus, doodgeboorte of de geboorte van een levend kind met min of meer ernstige afwijkingen. Er wordt dan gesproken van het congenitale rubella syndroom (CRS), dat gehoorstoornissen, hart- en vaatafwijkingen, mentale retardatie en oogaandoeningen als cataract en glaucoom kan omvatten.

Met behulp van mathematische modellen is de vaccinatiestrategie van rubella onderzocht. Hieruit is gebleken dat bij voortzetting van de huidige strategie (alleen meisjes inenten) pas na lange tijd een maximale daling van de incidentie van het CRS plaatsvindt. Het rubellavirus blijft immers vrijwel in dezelfde mate circuleren. Door systematisch zowel jongens als meisjes te vaccineren resp. op de leeftijd van 14 maanden en 9 jaar wordt de kans op eliminatie van rubella vergroot. De invoering van deze nieuwe strategie zal naar verwachting binnen 5 à 10 jaar leiden tot een eliminatie van CRS in de doorsneebevolking.

Toediening

Het BMR-vaccin wordt toegediend op de leeftijd van 14 maanden en 9 jaar aan zowel jongens als meisjes. De dosering is 0,5 ml subcutaan. Er is voor kleuters van 4 jaar een inhaalprogramma vastgesteld. In 1987 zijn de kleuters, geboren in 1983, aan de beurt. De rodehond-inenting bij 11-jarige meisjes wordt nog 2 jaar gecontinueerd.

De BMR-vaccinaties kunnen tijdens dezelfde zitting simultaan met DKTP en DTP gegeven worden. Als hiervan geen gebruik wordt gemaakt, dient een tussentijd te worden aangehouden van ten minste 2 weken indien D(K)TP vóór de BMR-vaccinatie is gegeven en van 4 weken indien D(K)TP nà de BMR-vaccinatie wordt gegeven.

Omdat passieve, van de moeder verkregen antistoffen, de infectie met levend vaccin kunnen tegengaan moet het BMR-vaccin in het algemeen niet worden toegediend aan kinderen jonger dan één jaar. Voor de contra-indicaties en (zeer geringe) bijwerkingen zij verwezen naar de bijsluiter. Eventuele bijwerkingen dienen gemeld te worden bij het RIVM (030-742595 749111).

Herhalingsprik

Een herhalingsprik is dienstig voor een herkansing voor kinderen die de prik op 1-jarige leeftijd hebben gemist of bij wie de vaccinatie onvoldoende is aangeslagen. Bovendien vindt er een versterking van de rest-immuniteit van rubella plaats.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties