Samenvatting
Doel
Inzicht krijgen in de tuchtrechtspraak voor de gezondheidszorg in Nederland.
Opzet
Descriptief retrospectief onderzoek.
Methode
Alle uitspraken van de tuchtcolleges in eerste aanleg uit de periode 1983-2002 betreffende artsen, tandartsen, apothekers en verloskundigen werden onderzocht. Bestudeerd werden: jaar van uitspraak, aantal en aard van de klachten, soort klagers, categorieën van aangeklaagde beroepsbeoefenaren, aard van de uitspraken, aantal beroepszaken en aard van de wijzigingen.
Resultaten
Door de tuchtcolleges werden in de onderzoeksperiode 13.228 tuchtklachten behandeld; gemiddeld 661 per jaar. Het aantal tuchtklachten steeg sneller dan het aantal beroepsbeoefenaren. De meeste klachten waren tegen artsen gericht (92). Ook de klachtendichtheid was voor artsen het grootst, voor huisartsen groter dan voor medisch specialisten en voor snijdende specialisten over het algemeen groter dan voor niet-snijdende. De helft van de klachten betrof ‘geen of onvoldoende zorg’ of ‘onjuiste behandeling’. Het aantal klachten dat in een maatregel resulteerde, daalde in de onderzoeksperiode en was gemiddeld 18. De maatregeldichtheid bleef in de onderzoeksperiode constant; 0,25 maatregelen per 100 beroepsbeoefenaren. De maatregeldichtheid was voor artsen het hoogst en voor huisartsen hoger dan voor specialisten. Er waren 45 definitieve doorhalingen en ontzeggingen.
Conclusie
Er was een beperkte stijging van het aantal tuchtklachten over de periode van 20 jaar. De corrigerende effecten van het tuchtrecht blijken duidelijk uit het aantal definitieve doorhalingen en ontzeggingen. Vergroting van effecten op de kwaliteit van zorg dient gezocht te worden in preventie en opleiding. Tuchtrecht verdient meer aandacht in (na)scholing en via publicaties van tuchtuitspraken.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:881-6
Reacties