Samenvatting
Doel
Bepalen en vergelijken van de incidentie van actieve tuberculose bij HIV-positieve en HIV-negatieve drugsgebruikers en beschrijven van de belangrijkste kenmerken van de opgetreden tuberculosegevallen.
Opzet
Prospectief.
Plaats
GG&GD Amsterdam.
Methode
Data van het cohortonderzoek naar HIV-infectie onder Amsterdamse drugsgebruikers, inclusief HIV-serostatus en CD4-celaantallen, van 1986-1995 werden aangevuld met informatie uit de patiëntenregistratie van de afdeling Tuberculosebestrijding van de GG&GD van Amsterdam en statistisch geanalyseerd.
Resultaten
Van de 872 deelnemers kregen 24 personen bacteriologisch bevestigde tuberculose gedurende een follow-up van 4000 persoonsjaren (pj) (0,6 per 100 pj), van wie 19 HIV-positief (1,54 per 100 pj) en 5 HIV-negatief (0,18 per 100 pj) waren. Bij multivariate analyse verhoogden HIV-infectie en hogere leeftijd de kans op tuberculose aanzienlijk (relatieve risico respectievelijk 12,9 (95-betrouwbaarheidsinterval (95-BI): 3,4-48,8) en 6,8 (95-BI: 1,3-35,0)).
Van de 22 patiënten met longtuberculose werden 13 door halfjaarlijkse röntgenscreening van de thorax opgespoord. Tuberculose trad meestal vroeg op in het beloop van de HIV-infectie met een gemiddeld CD4-celaantal van 390/μl. Op 1 na alle patiënten voltooiden de tuberculostatische behandeling.
Conclusie
HIV-infectie verhoogt het risico van actieve tuberculose onder Amsterdamse drugsgebruikers met een factor 13. Bij HIV-negatieve drugsgebruikers is de tuberculose-incidentie 6 maal zo hoog als bij de Amsterdamse populatie. Periodieke röntgenscreening van de thorax draagt aanzienlijk bij aan de opsporing van actieve tuberculose bij Amsterdamse drugsgebruikers.
Reacties