Samenvatting
In het najaar van 1985 werd een schriftelijke enquête gehouden onder 537 praktizerende huisartsen in de provincie Noord-Holland naar de wijze waarop zij diagnostiek van acute diep veneuze trombose verrichten. Er werden 353 (66) enquêteformulieren teruggestuurd, waarvan 339 (63 ) geschikt ware voor analyse. De klinische diagnostiek (anamnese en lichamelijk onderzoek) prevaleerde (68); 32 van de geënquêteerde huisartsen maakte gebruik van aanvullende objectieve diagnostiek.
Reacties