Samenvatting
- Bij de werking van trombocyten tijdens het stelpen van een bloeding na beschadiging van een bloedvat spelen receptoren op de trombocytenmembraan een belangrijke rol.
- Adhesie van plaatjes verloopt via specifieke binding van receptoren; de belangrijkste binding is die van glycoproteïne (Gp) Ib aan Von Willebrand-factor, dat wordt gesynthetiseerd door endotheelcellen.
- Activatie van trombocyten wordt gestimuleerd door adhesie en door agonisten. Zwakke agonisten leiden door productie van tromboxaan A2 en vrijzetting uit granula van agonisten tot een zelfversterkend proces van trombocytenstimulatie; sterke agonisten (zoals trombine) leiden ook tot activatie van Gp-IIb/IIIa-receptoren.
- Aggregatie van trombocyten ontstaat na activatie van Gp-IIb/IIIa-receptoren. Bij stimulatie ontstaat een vormverandering die binding mogelijk maakt met geschikte plasma-eiwitten; hiervan is fibrinogeen de belangrijkste.
- De kennis over trombocytenreceptoren vergroot het inzicht in de prognose en de effectiviteit van bepaalde behandelingen bij ziekten waarbij trombocytenaggregatie een belangrijke rol speelt.
- Van de 6 klassen van antiplaatjesgeneesmiddelen zijn antagonisten van Gp-IIb/IIIa-receptoren de sterkste. In klinische onderzoeken zijn met de intraveneus toegediende vorm goede resultaten behaald bij patiënten met coronairlijden, bij toevoeging daarvan aan acetylsalicylzuur.
Reacties