Transseksualiteit. II. Diagnostiek: de eerste, tentatieve, fase

Klinische praktijk
P.T. Cohen-Kettenis
A.J. Kuiper
W.A. Zwaan
F.J. Huyse
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1895-7

Zie ook de artikelen op bl. 1893, 1898 en 1901.

Wanneer bij iemand die de puberteit heeft bereikt een hardnekkige onvrede bestaat vanwege het gevoel anatomisch tot het verkeerde geslacht te behoren en er bovendien meer dan twee jaar continu de wens bestaat tot geslachtsaanpassing, wordt volgens het psychiatrisch classificatiesysteem ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ (DSM-III-R) van ‘transseksualiteit’ gesproken. Transseksualiteit is een genderidentiteitsprobleem, en wordt ook wel omschreven als de meest extreme vorm van genderdysforie. Dit laatste kan worden gedefinieerd als ‘een gevoel van onbehagen, door de persoon zelf toegeschreven aan de incongruentie tussen enerzijds diens genderidentiteit (subjectief ervaren gender) en anderzijds diens genderrol (de publieke expressie van iemands genderidentiteit) en fysieke geslacht (primaire en secundaire geslachtskenmerken)’.1 ‘Gender’ is een leenwoord uit de Engelse taal dat oorspronkelijk verwijst naar het geslacht van een woord (vrouwelijkmannelijkonzijdig), maar dat in deze context verwijst zowel naar iemands lichamelijke status…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Utrecht.

Mw.dr.P.T.Cohen-Kettenis, klinisch psycholoog.

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

Afd. Medische Psychologie: dr.A.J.Kuiper, medisch psycholoog.

Psychiatrisch Consultatieve Dienst: W.A.Zwaan en dr.F.J.Huyse, psychiaters.

Contact dr.A.J.Kuiper

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties