De toenemende resistentie van gonokokken tegen diverse antibiotica bezorgt de medische wereld weliswaar geen slapeloze nachten, maar het is wel een zeer verontrustend verschijnsel, vooral als deze resistentie wordt overgedragen op andere micro-organismen. De meeste gonokokkenstammen zijn in vitro gevoelig voor een grote scala van antibiotica, zoals penicillinen, cefalosporinen, tetracyclinen en macroliden. Een relatieve of zelfs absolute resistentie tegen deze middelen kan in het laboratorium gemakkelijk worden geïnduceerd en is onder selectiedruk door subtherapeutische doseringen een wereldwijd probleem geworden.
Relatieve (chromosomale) resistentie werd voor het eerst waargenomen in de jaren vijftig.1 Deze vorm van resistentie uit zich in een vermindering van de permeabiliteit van de celwand van gonokokken voor verschillende antibiotica. In 1965 werd aanbevolen de dosering van 1,2 miljoen E procaïnebenzylpenicilline te verdubbelen en zeven jaar later, toen bleek dat bij 20 van de stammen in verschillende delen van de wereld de chromosomale resistentie was toegenomen, werd het…
Reacties