Toename van cervix uteri-carcinoma in situ bij vrouwen jonger dan 35 jaar; analyse van gegevens uit de huisartsenpraktijk 1974-1986

- Some 640.000 cervical smears taken by GPs throughout the Netherlands were examined for presence of cervical carcinoma in situ, in three age groups: < 35, 35-54 and ≥ 55 years. In order to establish whether the frequency of this condition is shifting in the youngest age group, this group was subdivided (< 20, 20-24, 25-29, 30-34). For this analysis, the histological diagnoses were also available.

The results reveal a significant permanent increase of cervical carcinoma in situ since 1978 in the age group 30-34 years polynomial analysis: linear positive significant increase (p < 0.05); in none of the other age groups could an increase be demonstrated. The possible relation between human papillomavirus infection in young girls and the observed increase of carcinoma in situ is discussed.

Samenvatting

In circa 640.000 cervixuitstrijkjes gemaakt door huisartsen in geheel Nederland in de periode 1974-1986 werd het voorkomen van cervix uteri-carcinoma in situ onderzocht in de drie leeftijdsgroepen < 35, 35-54 en ≥ 55 jaar. Teneinde na te gaan of een verschuiving van de frequentie ervan binnen de jongste leeftijdsgroep optreedt, werd binnen deze groep een onderverdeling gemaakt (< 20, 20-24, 25-29, 30-34). Voor deze analyse waren tevens de histologische diagnoses beschikbaar.

De uitkomsten laten zien dat vanaf 1978 in de leeftijdsgroep 30-34 jaar een significante blijvende toename van carcinoma in situ cervicis aanwezig is (polynoom-analyse: lineaire positieve significante toename (p > 0,05)); in geen der andere leeftijdsklassen kon een toename worden aangetoond. Het mogelijke verband tussen infectie met het humane papillomavirus bij jonge meisjes en de waargenomen stijging van carcinoma in situ wordt besproken.