Toegenomen percentage basisschoolkinderen met astmatische klachten in Nederland, 1984/'85-1994/'95; een literatuuronderzoek

Onderzoek
M.F. van der Wal
D.G. Uitenbroek
A.P. Verhoeff
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:1780-5
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan of de prevalentie van astmatische klachten bij kinderen in Nederland veranderd is.

Opzet

Literatuuronderzoek.

Methode

Onderzoeken naar de prevalentie van kinderen met astmatische symptomen werden uit Medline, Embase en diverse bibliotheken verzameld als ze tussen 1984/'85 en 1994/’95 waren uitgevoerd en hadden gebruikgemaakt van de zogenaamde WHO- of Regiolijst. Er werden 23 onderzoeken geselecteerd met gegevens over 76.353 basisschoolkinderen. Met lineaire regressieanalyse, gewogen voor het aantal kinderen, werd beoordeeld of de percentages kinderen met astmatische klachten toenamen in de loop der jaren.

Resultaten

In de 10 jaar was de prevalentie van recente kortademigheid met 107 toegenomen (van 4,16 naar 8,63), van recent piepen op de borst met 16 (van 10,64 naar 12,35), van recente aanvallen van kortademigheid met piepen met 17 (van 5,29 naar 6,19) en van chronisch hoesten met 259 (van 1,05 naar 3,77) tot 272 (van 3,14 naar 11,68), afhankelijk van de vragenlijst. De prevalentie van door een dokter gestelde diagnose ‘astma’ was toegenomen met 120 (van 2,82 naar 6,19). Alle toenamen waren statistisch significant.

Conclusie

Tussen 1984/'85 en 1994/’95 nam het percentage basisschoolkinderen met astmatische klachten toe. De prevalentie van door een dokter gediagnosticeerde astma nam sneller toe dan die van de kernsymptomen van astma.

Auteursinformatie

GG&GD Amsterdam, afd. Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering, Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam.

Dr.M.F.van der Wal, dr.D.G.Uitenbroek en dr.A.P.Verhoeff, epidemiologen.

Contact dr.M.F.van der Wal

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Noordwijkerhout, september 2000,

‘Toename van astmatische klachten tussen 1984 en 1994’, zo luiden kort samengevat de titel en de conclusie van Van der Wal et al. (2000:1780-5). Zeer juist wordt er niet gezegd ‘toegenomen astmaprevalentie’. De prevalentie van de door artsen gestelde diagnosen is toegenomen nadat in 1985 alom in vakliteratuur en voorlichting gewezen werd op het bestaan van onderdiagnose. De toename van het aantal diagnosestellingen is dus nog geenszins een toename van astma zelf. De verscherpte aandacht van de artsen is zeker ten dele doorgevloeid naar de bevolking. Vakliteratuur wordt bijna dagelijks gerefereerd in de dagbladen. Een eventuele toename van astmaprevalentie is niet ‘evidence-based’.

P.H. Vooren

Amsterdam, september 2000,

Van der Wal et al. komen op grond van een nauwgezet literatuuronderzoek tot de conclusie dat tussen 1984/'85 en 1994/’95 het percentage basisschoolkinderen met astmatische klachten in Nederland aanzienlijk is toegenomen (2000:1780-5). Het systematisch verzamelen en het beoordelen van de vele lokale en regionale onderzoeken verdienen grote waardering. Hun bevindingen komen overeen met gegevens uit andere geïndustrialiseerde landen. De bespreking van de mogelijke oorzaken van deze opmerkelijke stijging is echter zeer summier: de auteurs noemen slechts toename van blootstelling aan tabaksrook en allergenen in woningen.

Ik onderschat de nadelige invloed van tabaksrook op jonge kinderen bepaald niet, maar als verklaring voor de stijging van het aantal kinderen met astma lijkt tabaksgebruik mij toch wat vergezocht. Het percentage rokers is in Nederland in de genoemde periode namelijk vrijwel niet veranderd (circa 35%). De auteurs maken daarom gebruik van een wat gewrongen verklaring, namelijk betere isolatie van woningen waardoor het binnenmilieu meer verontreinigd zou zijn.

Het is opvallend dat zij geen aandacht besteden aan een andere mogelijke verklaring. De laatste jaren is veel onderzoek verricht naar de immunologische effecten van borstvoeding, waarbij IgA-antistoffen, maar ook lymfocyten in moedermelk een belangrijke rol spelen. Dit impliceert immunologische bescherming van het kind ook op de lange termijn, vooral tegen infecties en atopische aandoeningen.1 2 In Dundee werd bij follow-up van 545 kinderen gevonden dat kinderen die tenminste 15 weken volledig borstvoeding hadden gehad, gedurende de eerste 7 levensjaren significant minder ziekten van de luchtwegen hadden dan degenen die geen of minder lang borstvoeding kregen.3 De diagnose ‘astma’ werd ook minder vaak gesteld in de groep die volledig borstvoeding kreeg, maar dat verschil was niet significant. Bij een groter onderzoek van 2187 kinderen in Australië vonden Oddy et al. dat de introductie van andere melk dan moedermelk vóór de leeftijd van 4 maanden een significante risicofactor was voor het optreden van astma en atopie op de leeftijd van 6 jaar.4

De vroegtijdige vervanging van moedermelk door koemelkproducten kan dus van betekenis zijn voor de verklaring van de toename van astma op de kinderleeftijd in geïndustrialiseerde landen. In Nederland is het percentage uitsluitend met moedermelk gevoede kinderen op de leeftijd van 3 maanden gedaald van meer dan 30 in de jaren tachtig tot slechts 16,9 in 1997.5 Wij moeten daarom ook in ons land ernstig rekening houden met de mogelijkheid dat de sterke vermindering van toepassing en duur van borstvoeding een oorzakelijke factor kan zijn voor de toename van astma bij kinderen.

P.E. Treffers
Literatuur
  1. Saarinen UM, Kajosaari M. Breastfeeding as prophylaxis against atopic disease: prospective follow-up study until 17 years old. Lancet 1995;346:1065-9.

  2. Hanson LA. Breastfeeding provides passive and likely long-lasting active immunity. Ann Allergy Asthma Immunol 1998;81:523-34, 537.

  3. Wilson AC, Forsyth JS, Greene SA, Irvine L, Hau C, Howie PW. Relation of infant diet to childhood health: seven year follow up of cohort of children in Dundee infant feeding study. BMJ 1998;316:21-5.

  4. Oddy WH, Holt PG, Sly PD, Read AW, Landau LI, Stanley FJ, et al. Association between breast feeding and asthma in 6 year old children: findings of a prospective birth cohort study. BMJ 1999;319:815-9.

  5. Burgmeijer RJF. De groei van borstgevoede kinderen. In: Wit JM, redacteur. De vierde landelijke groeistudie. Leiden: Boerhaave Commissie Postacademisch Onderwijs; 1998.

M.F.
van der Wal

Amsterdam, september 2000,

Wij zijn het met collega Treffers eens dat een vermindering van het aantal borstgevoede kinderen als mogelijke oorzaak van het toegenomen percentage basisschoolkinderen met astmatische klachten in de beschouwing niet had mogen ontbreken. Wij vinden deze verklaring echter minder waarschijnlijk. Het onderzoek naar astmatische klachten bij basisschoolkinderen heeft zich in de periode 1984-1995 afgespeeld. Dit betekent dat deze kinderen in de jaren zeventig en tachtig zijn geboren. In Nederland is het percentage uitsluitend met moedermelk gevoede kinderen op de leeftijd van 3 maanden in die periode niet gedaald, maar juist gestegen: van een dieptepunt in 1975 van 11% naar ongeveer 30% eind jaren tachtig. De door Treffers genoemde daling van het percentage borstgevoede zuigelingen is pas na 1990 begonnen.1

M.F. van der Wal
D.G. Uitenbroek
A.P. Verhoeff
Literatuur
  1. Burgmeijer RJF. Borstvoeding in Nederland, 1850-heden. Tijdschr Jeugdgezondheidsz 1998;30:33-7.