Samenvatting
Doel
Het bestuderen van recente prevalenties van en kortetermijntrends in kenmerken van chronische obstructieve longziekten bij volwassenen in Nederland.
Opzet
Meerjarig transversaal onderzoek.
Methode
Analyse vond plaats van gegevens verzameld in het ‘Monitoring van risicofactoren en gezondheid in Nederland’-onderzoek (MORGEN-onderzoek) in de periode 1993-1997 bij 9791 mannen en 11.712 (niet-zwangere) vrouwen in de leeftijd van 20-59 jaar uit Amsterdam, Doetinchem en Maastricht. Met een schriftelijke vragenlijst werden onder andere luchtwegsymptomen, leeftijd, opleidingsniveau en rookgedrag nagevraagd. Het hebben van astmasymptomen was gedefinieerd als: piepen op de borst zonder verkoudheid, nachtelijke aanvallen van kortademigheid of ‘ooit astma gehad’ en het hebben van symptomen van chronische obstructieve longziekte (COPD) als: chronisch hoesten of slijm opgeven of kortademigheid bij wandelen met leeftijdsgenoten. De longfunctie (geforceerd expiratoir 1-secondevolume (FEV1)) werd alleen in 1994-1997 bepaald (n = 12.347). Luchtwegobstructie was gedefinieerd als een FEV1 < 80 van voorspeld. Leeftijdstandaardisatie vond plaats op basis van de opbouw van de Nederlandse bevolking in 1995. Veranderingen in de tijd werden bestudeerd met lineaire regressieanalyse.
Resultaten
De leeftijdgestandaardiseerde prevalentie van astmasymptomen (circa 14), COPD-symptomen (circa 14) en obstructie (circa 8) was vergelijkbaar bij mannen en vrouwen. Luchtwegsymptomen en -obstructie kwamen duidelijk vaker voor bij laag- dan bij hoogopgeleiden en dit werd ook waargenomen onder degenen die nooit gerookt hadden. Na correctie voor leeftijd, opleiding en plaats van onderzoek nam in de onderzoeksperiode de prevalentie van luchtwegsymptomen toe bij vrouwen (β = 0,79 per jaar (95-BI: 0,27-1,32)), maar niet bij mannen. De toename was het sterkst bij 40-49-jarige en bij laagopgeleide vrouwen. Bij mannen noch bij vrouwen werd een toename in de prevalentie van luchtwegobstructie waargenomen.
Reacties