artikel
Het neutrino gaat mogelijk sneller dan het licht. Althans, dit is niet langer onbespreekbaar nu experimenten vanuit CERN in die richting wijzen. Als de eerste gegevens worden bevestigd, zou dit een belangrijke wijziging van de algemene relativiteitstheorie tot gevolg kunnen hebben. Een experiment dat een theorie aantast: zelfs Popper zou er postuum nog voordeel bij hebben. Het is overigens wel interessant dat deze ontdekking juist nú gedaan wordt. Wie zich namelijk een beetje verdiept in de geschiedenis en de filosofie van de wetenschap komt er al snel achter dat er een zekere interactie bestaat tussen bepaalde experimenten of de interpretatie van de uitkomsten daarvan en contemporaine opvattingen in de maatschappij. In dat licht lijkt een bevinding die het ‘snelheidsrecord’ doet sneuvelen uitstekend te passen in een tijdsgewricht waar snelheid en alsmaar grotere haast aan de orde van de dag zijn. Met andere woorden: de tijdgeest is mede van belang voor de mate van progressie van de wetenschap.
Dat geldt overigens ook voor de wijze waarop wij anderen beoordelen. Neem bijvoorbeeld de opleider/supervisor in het medisch onderwijs. Wanneer vinden wij hem of haar goed? In de tijd dat ik zelf nog werd opgeleid was vooral het rolmodel belangrijk. Van CanMEDS had nog nooit iemand gehoord en feedback bestond alleen maar als fysiologisch mechanisme. Toch waren het gedrag en – vooral – de fenomenale kennis en kunde van de opleider voldoende om je naar diens beeld te willen ontwikkelen. Dat gaat in de huidige tijdgeest anders zoals onder andere blijkt uit de bijdrage van Fluit en collega’s in dit nummer van het Tijdschrift (A3233, bl. 1812).
Er worden in het betreffende artikel 7 kenmerken beschreven waaraan een opleider/supervisor moet voldoen om als goed te kunnen worden gekwalificeerd. De auteurs suggereren zelfs dat de evaluatie van dergelijke kenmerken wel eens een rol zou kunnen gaan spelen bij benoemingen. Deze opvatting zou een halve eeuw geleden nog als een soort ketterij zijn afgedaan maar de huidige tijdgeest met oog voor voortdurende evaluatie en feedback maakt implementatie van het beoordelen van opleiders tot een welhaast logische aangelegenheid.
Toch is enige nuancering wel op zijn plaats. Zelf heb ik altijd het meest geleerd van degenen die zich wat minder conventioneel opstelden en die de door Fluit en collega’s bepleite evaluaties als te bureaucratisch zouden wegwuiven. Is mijn generatie daarom minder goed opgeleid? Misschien wel, maar bewijs daarvoor ontbreekt. Wij leiden op in de geest van de huidige tijd maar één generatie verder kan men wel weer heel andere ideeën over opleiden hebben. Het is als een klassiek ‘vóór-na’-experiment: de resultaten zien er overtuigend uit maar de tijd zal bepalen of deze ook waardevol zijn.
Reacties