artikel
‘Terugvoeden’ kan de letterlijke vertaling zijn van de werkwoordsvorm van feedback. Elders in dit nummer gaat het daarover (D419). Arts-assistenten die graag net zo goed willen worden als de rolmodellen die ze gekozen hebben, vullen per staflid een formulier in met goede punten en verbeterpunten; de laatste zijn vooral gericht op degenen die ze juist niet als rolmodel zien. Beter dan de resultaten daarvan in een la te stoppen kun je ze nabespreken, schrijven Van Engelen en collega’s terecht.
Het artikel doet me weer eens nadenken over hoe mensen het beste van elkaar kunnen leren. Die vraag dringt zich ook telkens op als ik me realiseer hoe totaal anders ik ben gaan dokteren in de jaren die zijn gepasseerd sinds ik zelf mijn internistendiploma haalde. Ook stel ik me die vraag als ik af en toe een spreekuur overneem van een aios, meestal omdat die een van de vele door het politbureau verplichte onderwijsmomenten moet volgen. Ook als het spreekuren zijn van goede aiossen, met wie ik nota bene dezelfde patiënten eerder heb voorbesproken, vallen de schellen me niet zelden van de ogen en worden de inzichten in de kern van het probleem totaal anders dan tot dan toe. Bij navraag hebben collega’s – ja, ook van andere klinieken – vaak dezelfde ervaring.
Hoe kan dat nou? Wat leren we ze niet? Ik denk dat het komt doordat een belangrijk deel van wat ervaren dokters doen niet cursorisch of via feedback valt te leren, maar zich doorgaans alleen door ervaring ontwikkelt. Welk deel? Het deel dat zich kenmerkt door intuïtieve heuristiek, waarin je subtiel timet, waarin je weet wanneer je even moet luisteren om daarna weer af te kappen, waarin je erachter komt wat iemand beweegt, maar daar andere keren beter niet naar kunt vragen. Kortom, het deel dat dokters van artsen onderscheidt. Hoe je bent als dokter is alleen goed zichtbaar in je eigen spreekkamer en nauwelijks tijdens rapporten, besprekingen, grote visites, et cetera. Dokteren voltrekt zich in zekere zin dus in tamelijke eenzaamheid en geheimzinnigheid.
Voelt u waar ik naartoe wil? Ik wil niet dat een essentie van ons vak zich pas na vele jaren, louter door ervaring, goed ontwikkelt en ik denk dat dat ook niet hoeft als we weer echt van een ander zouden leren. Anders gezegd: we moeten veel meer van elkaar afkijken. Dit geldt zeker voor onze aiossen, die we nu iets heel beperkts leren. Maar het geldt evenzeer voor onszelf, want wanneer kijken wij nu zelf de kunst van iemand anders’ dokteren of opleiden af? Van feedback leer je te weinig als je geen voorbeelden hebt. Ik zie aiossen worstelen met de feedback die ze krijgen, niet wetend waar ze naartoe moeten. Ik heb de opleidingsvaardigheden van specialisten zelden daadwerkelijk zien verbeteren na een SETQ-evaluatie, met of zonder debriefing. Begrijp me goed, feedback en evaluatie zijn veel beter dan niets, maar de essentie is dat wat goed is zich het beste in je systeem verankert als je zelf de keuze maakt tussen de voorbeelden die je met eigen ogen en oren hebt waargenomen. Dat geldt voor aiossen, stafleden en misschien wel gewoon voor mensen. Niet terugvoeden, maar voeden zou je dus kunnen zeggen.
Instemming met 'terugvoeden'
Met instemming las ik wat Yvo Smulders schreef over de beslissende rol die ervaring heeft in het een goede dokter zijn en blijven.
Ooit schreef ik hierover in mijn boekje "De goede dokter" :
Wat is ervaring?
“Experience” zo schreef Henry James eens[1], ”is never limited, and is never complete; it is an immense sensiblity, a kind of a huge spider-web of the finest silken threads suspended in the chamber of consciousness, and catching every air-borne particle in its tissue. It is the very atmosphere of the mind.”
‘Metaforen,’ zal iemand verzuchten,’wat hebben we eraan?’ Deze tekst, waarmee James weliswaar geen dokters op het oog had, geeft echter een sublieme beschrijving van de wijze hoe dokters te werk gaan, als ze góed gebruik maken van wat hen tijdens hun opleiding is geleerd en hen in hun dagelijkse praktijk tegemoet komt. Alle internetten ten spijt, de kwaliteit van het netwerk in het bewustzijn van de dokter, is beslissend in de geneeskunst en bepaalt de uitkomst van iedere ontmoeting tussen arts en patiënt. De goede dokter is zich ervan bewust dat zijn ervaring onbegrensd en nooit voltooid is. Gesteund door een nimmer aflatende nieuwsgierigheid en weetgierigheid groeit en rijpt in het leven van de goede dokter de ervaring. Zij is als het web van een spin dat uiterst gevoelig reageert op iedere waarneming, die zorgvuldig opneemt en een plaats geeft in het bewustzijn. Zij bepaalt de innerlijke houding van de dokter ten opzichte van de dingen en de mensen, hoe hij kijkt en praat, wat hem gaande houdt.
De leermeester die put uit de kennis van ervaringen door zijn leermeesters op hem overgedragen aangevuld met zijn eigen ervaringen, maakt zijn leerling hiervan deelgenoot. In die traditie wordt de kwaliteit van de opleiding tot arts bepaald door de kwaliteit van de leermeester-gezel verhouding. Kennis verkregen uit de leermeester-gezel verhouding berust op gezag en is uniek.
[1] The Art of Fiction(1888)