Samenvatting
In 11 huisartspraktijken deel uitmakend van het Huisartsen Peilstation Groningen werden in een descriptief onderzoek de aard en frequentie van en het te voeren beleid bij voor de huisarts nieuwe gevallen van seksueel geweld nagegaan. Bovendien werd nagegaan wie het initiatief nam tot de bespreking en werd bekeken of deze gegevens aanknopingspunten gaven om seksueel geweld beter te kunnen onderkennen en de betrokkenen beter te kunnen begeleiden.
Hiertoe registreerden de huisartsen gedurende 1990 en 1991 deze items na het eerste contact met alle patiënten met een voor hen tot dan toe onbekend probleem inzake seksueel geweld. Er werden 64 patiënten geregistreerd (overeenkomend met 17 per 10.000 patiënten), van wie de helft volwassenen waren met seksueel-geweldproblemen uit hun kindertijd. Daders en aard en ernst van het seksuele geweld verschilden niet van beschrijvingen bekend uit de literatuur. Er werd geen geval gemeld van nog voortdurend geweld. Er werd een significant verschil gevonden tussen de 11 huisartsen wat betreft het aantal signaleringen. De mate waarin de huisarts of de patiënt het initiatief tot het gesprek nam, vertoonde geen verband met het aantal registraties. Tussen verder verwezen en niet-verwezen patiënten was geen verschil met betrekking tot aard en ernst van het seksuele geweld. Er werden weinig vervolgcontacten afgesproken, ook bij niet-verwezen patiënten.
Op grond van de resultaten werden twee aanknopingspunten geformuleerd voor betere onderkenning van en begeleiding bij seksueel-geweldproblematiek: het is van belang bij de huisarts zowel een open, uitnodigende houding als een actieve doorvraaghouding bij signaalklachten te stimuleren en het lijkt zinvol een vervolgafspraak voor te stellen bij niet-verwezen patiënten.
Reacties