Schistosomiasis; diagnostische problemen en therapeutische dilemma's

Klinische praktijk
P.A. Kager
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:2223-6

Ziektegeschiedenissen

Patiënt A, een 24-jarige uit Suriname afkomstige Hindoestaanse, kwam naar de polikliniek, omdat zij een aantal klachten had, maar vooral omdat zij eens wilde praten over schistosomiasis. Zij was in 1½ jaar driemaal behandeld wegens schistosomiasis, steeds op grond van de uitslagen van serologisch onderzoek en de eosinofilie. Eieren waren niet aangetoond; ook in een rectum- en in een leverbiopt waren geen aanwijzingen voor schistosomiasis gevonden. Zij bleef klachten houden van malaise, slechte eetlust en pijn in de buik. Zij had begrepen dat zij niet zwanger mocht worden zolang zij schistosomiasis had en gebruikte dus ‘de pil’. Bij patiënte en haar echtgenoot bestond duidelijk de wens om kinderen te krijgen. Zij was sinds 9 jaar in Nederland en was 5 jaar tevoren nog eens teruggeweest in Suriname. Zij was vroeger nooit behandeld voor schistosomiasis en bij haar weten kwam deze infectie ook in de familie niet voor. Zij had…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Eenheid voor Infectieziekten en Tropische Geneeskunde, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.P.A.Kager, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

M.M.J.
Reyners

Meppel, november 1989,

In zijn voor de dagelijkse praktijk zeer waardevolle artikel over infectie door de zuigworm Schistosomia vermeldt Kager met enige nadruk dat de infectie ook voorkomt in de oasen van Noord-Afrika (1989;2223-6). Tunesië wordt met name genoemd. Gezien de toename van het toeristenverkeer is dat een belangrijk gegeven, niet alleen voor de toerist, maar ook voor de huisarts in Nederland.

Voor de lokale bevolking echter is het nog het meest vervelend. Immers, deze vaststelling houdt in dat het in de jaren zeventig gestarte programma voor totale eradicatie van de slak Bulinus in de bronnen en putten van Zuid-Tunesië mislukt zou zijn, terwijl het alle kans op slagen had: een beperkt gebied, alle positieve personen opgespoord en ter plaatse behandeld door het in aanwezigheid van de gezondheidsmedewerkers innemen van niridazoi (Ambilhar), alle putten en bronnen na desinfectie vrij van Bulinus.1

Indien de bovenvermelde gegevens van recente datum zijn, zal de toerist moeten worden gewaarschuwd voor het gevaar van infectie door contact met water in de Noordafrikaanse oasen.

M.M.J. Reyners
Literatuur
  1. Rey L. Rapport de fin de mission ‘Lutte contre la Schistosomiase en Tunisie’. Tunisie: Organisation Mondiale de la Santé, Bureau régional pour la Méditerranée orientale, 1974.

Amsterdam, november 1989,

Na het door collega Reyners genoemde programma ter bestrijding van schistosomiasis werd in Tunesië nog een zeer lage prevalentie van S. haematobium gevonden (minder dan 1% van de bevolking in endemische gebieden geïnfecteerd). Het is evenwel niet gelukt de tussengastheer (slakken) uit te roeien. In de ‘Atlas of the global distribution of schistosomiasis’, waarin gegevens tot 1985 worden vermeld, staat Tunesië nog steeds gemeld als endemisch voor S. haematobium.1 Een citaat uit deze atlas: ‘The widespread occurrence of the snail intermediate host in both Algeria and Tunisia implies that the risk of transmission remains’.

Ik ken geen recente gegevens over de uitgebreidheid en de ernst van het probleem in Tunesië. Voor toeristen lijkt het risico heel gering. In Amsterdam hebben wij geen patiënten gezien die schistosomiasis hadden opgelopen in Tunesië. Reizigers naar Marokko dienen er zeer zeker wel rekening mee te houden. Ook de kans op besmetting in Algerije lijkt reëel.

P.A. Kager
Literatuur
  1. Doumenge JP. Atlas of the global distribution of schistosomiasis. Bordeaux: Presses Universitaires/World Health Organization, 1987.