Samenvatting
Doel
Inventariseren hoe huisartsen en jeugdartsen hun samenwerking ervaren en analyseren welke factoren hierbij een rol spelen.
Opzet
Kwalitatief onderzoek.
Methode
14 huisartsen en 11 jeugdartsen uit de regio’s Den Haag en Leiden werden semigestructureerd geïnterviewd. Gegevens werden geanalyseerd met thematische analyse volgens de ‘Framework methode’ om belangrijke thema’s binnen de samenwerking te identificeren.
Resultaten
De contactfrequentie tussen huisarts en jeugdarts varieerde van halfjaarlijks tot wekelijks. Bij de meeste participanten werd niet voldoende voldaan aan belangrijke voorwaarden voor goede samenwerking. Huisartsen hadden niet altijd kennis van de competenties en taken van jeugdartsen en hadden weinig vertrouwen in jeugdartsen. Zij meldden ook minder vaak dan jeugdartsen dat er gezamenlijke afspraken of richtlijnen waren. Door beide partijen werd weinig ondersteuning vanuit de gemeente of eigen organisatie ervaren voor samenwerking. Voor beiden gold dat informatie-uitwisseling vooral plaatsvond bij medische noodzaak of wanneer de ander erom vroeg. De bereikbaarheid van de ander werd wisselend ervaren. Betere informatie-uitwisseling werd als belangrijkste verbeterpunt voor de samenwerking genoemd.
Conclusie
De huidige samenwerking tussen huisartsen en jeugdartsen is suboptimaal. Aanknopingspunten voor verbetering zijn kennis van elkaars competenties en taken, vertrouwen, informatie-uitwisseling en ondersteuning vanuit de eigen organisatie en de gemeente. Deze inzichten kunnen helpen om de interprofessionele samenwerking in de zorg voor kinderen, ook met de komst van de jeugdteams, vorm te geven en te verbeteren.
Reacties