Samenvatting
Doel
De bijdrage bepalen van door prenatale echografie vastgestelde structurele hartafwijkingen bij kinderen die werden geopereerd voor een structurele hartafwijking in de neonatale periode.
Opzet
Retrospectief.
Methode
Over de periode januari 1991-juni 1999 werd aan de ene kant een groep kinderen onderzocht met een prenatale diagnose van een structurele hartafwijking en aan de andere kant een groep die in de neonatale periode chirurgische behandeling van een hartafwijking onderging. Binnen de groep met prenatale echografie werd gekeken naar management en follow-up en bij de chirurgiegroep in hoeverre er prenatale diagnostiek had plaatsgevonden en of een prenatale diagnose samenhing met de mate van verzuring.
Resultaten
In de groep met prenatale echografie overleed van 170 hartpatiëntjes met prenatale diagnose 64 tijdens of kort na de zwangerschap of werd de zwangerschap beëindigd, terwijl 14 binnen 31 dagen post partum werd geopereerd. Deze laatste categorie vormde een overlap met de chirurgiegroep. De chirurgiegroep bestond uit 191 patiënten die werden geopereerd in de neonatale periode, inclusief 24 uit de groep met prenatale echografie. 87 van de geopereerde kinderen had geen prenatale diagnose. Significant lagere preoperatieve lactaatwaarden werden gevonden bij de groep met een prenatale diagnose.
Conclusie
Bij slechts 13 van de patiënten in de chirurgiegroep was prenataal een hartafwijking vastgesteld, hoewel dit technisch mogelijk was geweest bij 46. Betere diagnostiek kan een weloverwogen keuze tussen zwangerschapsbeëindiging, conservatieve therapie of spoedchirurgie mogelijk maken. Bij spoedchirurgie zou prenatale diagnostiek voor een verbetering in sterfte en morbiditeit kunnen zorgen.
Reacties