Samenvatting
Rupturen van het ligamentum patellae komen betrekkelijk zelden voor. De ruptuur kan veroorzaakt worden door een direct trauma, maar is meestal het gevolg van acute of chronische overmatige tractiekrachten. Ook degeneratieve bot- en peesaandoeningen kunnen een ruptuur tot gevolg hebben. De diagnose kan gewoonlijk eenvoudig worden gesteld. Soms kan echter een (partieel) intacte strekfunctie bij de avulsiefractuur ter plaatse van de peesinsertie de diagnose bemoeilijken. Bij gestoorde strekfunctie is operatieve behandeling noodzakelijk. Dit geeft een uitstekend resultaat.
(Geen onderwerp)
Maastricht, november 1990,
Met belangstelling lazen wij het artikel van collegae Bruijn en Jansen (1990;1312-5). Naar aanleiding hiervan willen wij de volgende aanvullende opmerkingen maken. Terecht wordt door de auteurs gesteld dat de klinische diagnose patellapeesruptuur doorgaans eenvoudig is, doch dat bij (partieel) intacte strekfunctie (zoals bij avulsiefracturen en partiële rupturen) de diagnose bemoeilijkt kan zijn. Zij bevelen aan in zulke gevallen vergelijkend röntgenonderzoek van de contralaterale knie te verrichten (o.a. bij kinderen). Onzes inziens kan in geval van diagnostische twijfel echografie van de patellapees uitstekende diensten bewijzen. In ervaren handen is de patellapeesechografie (met een 5 MHz linear array transducer) een uitstekend diagnosticum,1 dat een partiële ruptuur of avulsiefractuur kan aantonen en lokaliseren, of uitsluiten.2 Eventuele bijkomende spierletsels kunnen eveneens echografisch aangetoond worden.3 Fout-positieve uitslagen komen in ervaren handen niet voor.4
Zijdelings willen wij tevens opmerken dat echografie van de patellapees bruikbaar is bij diagnostiek en het controleren van de behandelingsresultaten van de jumper's knee.1 Zoals de auteurs stellen, is jumper's knee een vaak voorkomende oorzaak van patellapeesrupturen (waaronder een aanzienlijk aantal partiële).
Wat betreft de nabehandeling van de totale patellapeesruptuur zijn wij van mening dat vrijwel direct postoperatief begonnen dient te worden met isometrische quadricepsoefeningen, zonder immobilisatie met gips. Na enkele dagen rust kunnen patiënten doorgaans met krukken gemobiliseerd worden.
Fornage BD, Rifkin MD. Ultrasound examination of tendons. Radiol Clin North Am 1988; 26: 87-107.
Fornage BD, Rifkin MD, Touche DN, Segal PM. Sonography of the patellar tendon; preliminary observations. AJR 1984; 143: 179-82.
Fornage BD, Touche DH, Segal PM, Rifkin MD. Ultrasound in the evaluation of muscular trauma. J Ultrasound Med 1983; 2: 549-54.
Mourad K, King J, Guggiana P. Computed tomography and ultrasound imaging of jumper's knee – patellar tendinitis. Clin Radiol 1988; 39: 162-5.
(Geen onderwerp)
Delft, december 1990,
Wij onderschrijven de mening van Dejong et al. dat echografie van de patellapees bij de diagnose van partiële patellapeesrupturen van dienst kan zijn. De echografische bevindingen kunnen echter een lage specificiteit hebben.1 Het onderscheid tussen contusie enerzijds en fractuur zonder dislocatie anderzijds, kan minder betrouwbaar zijn. Vergelijkend röntgenonderzoek van de contralaterale knie bij de avulsiefracturen zonder dislocatie (kinderen) verdient in die gevallen dan ook de voorkeur.2-4
De door Dejong et al. genoemde nabehandeling lijkt ons met name van toepassing op de gemotiveerde patiënt. Continu passief bewegen kan daarbij eventueel van nut zijn.2 Bij andere patiënten blijft immobilisatie met gips van toepassing.
Fornage BD, Rifkin MD, Touche DH, Segal PM, Sonography of the patellar tendon; preliminary observations. AJR 1984; 143: 179-82.
Chow SP, Lam JJ, Leong JCY. Fracture of the tibial tubercle in the adolescent. J Bone Joint Surg (Br) 1990; 72: 231-4.
Frankl U, Wasilewski SA, Healy WL. Avulsion fracture of the tibial tubercle with avulsion of the patellar ligament. J Bone Joint Surg (Am) 1990; 72: 1411-3.
Ogden JA, Tross RB, Murphy MJ. Fractures of the tibial tuberosity in adolescents. J Bone Joint Surg (Am) 1980; 62: 205-15.