Samenvatting
Er bestaan grote interindividuele verschillen in de activiteit van de bloedplaatjes bij patiënten die acetylsalicylzuur of clopidogrel gebruiken.
Bij residuale bloedplaatjesactiviteit tijdens behandeling met acetylsalicylzuur en/of clopidogrel is het beter om te spreken van 'falen van de behandeling' dan van 'klinische resistentie'.
Vooralsnog is er in de klinische praktijk geen plaats voor routinematige screening op zogenaamde resistentie tegen acetylsalicylzuur of clopidogrel bij de individuele patiënt.
De beschikbare bloedplaatjesfunctietests zijn niet gestandaardiseerd en hebben een slechte onderlinge correlatie. Hierdoor is de diagnose 'resistentie' afhankelijk van de gebruikte bloedplaatjesfunctietest.
Grootschalig klinisch onderzoek is nodig om vast te stellen of het risico op cardiovasculaire trombose verhoogd is bij patiënten die ondanks bloedplaatjesremmende medicatie een hoge bloedplaatjesactiviteit hebben.
Gezien de hoge morbiditeit en de sterftekans bij coronaire ziekte is verder onderzoek nodig naar de factoren die het falen van de behandeling met bloedplaatjesremmers bepalen, naar de voorspellende waarde van verschillende bloedplaatjesfunctietests en naar de effectiviteit van de behandeling van resistentie.
Reacties