Samenvatting
Het rookgedrag van huisartsen in Nederland wordt beschreven aan de hand van gegevens uit rapporten en overzichten, verzameld in de periode 1983-1988. Tot 1983 rookte een ruime meerderheid van de Nederlandse huisartsen (1957: 82; 1983: 56) en was het percentage rokers onder de huisartsen hoger dan onder de mannelijke bevolking. Sindsdien is een trendbreuk opgetreden.
Uit 3 enquêtes blijkt dat in 1988 onder de mannelijke huisartsen minder rokers voorkwamen dan onder de mannelijke bevolking, respectievelijk 29 en 37. Meer dan in de overige EG-landen bleken in Nederland huisartsen met roken gestopt te zijn (43). Steeds meer jonge artsen zijn nooit-rokers.
Reacties