Samenvatting
Doel
Het vaststellen van trends in de rookprevalentie onder zwangeren in de periode 2001-2010 en deze prevalentie relateren aan verschillen naar opleidingsniveau.
Opzet
Beschrijvend; landelijke peilingen.
Methode
In 2001, 2002, 2003, 2005, 2007 en 2010 werden via organisaties voor jeugdgezondheidszorg tijdens het periodiek gezondheidsonderzoek 28.720 vragenlijsten uitgedeeld aan moeders van kinderen ≤ 6 maanden. In totaal vulden 16.358 moeders (57%) de vragenlijst in.
Resultaten
In de periode 2001-2010 is het aantal zwangeren dat rookte tijdens de zwangerschap gehalveerd (p < 0,001). In 2010 rookte 6,3% (95%-BI: 5,0-7,6) van de zwangeren dagelijks gedurende de hele zwangerschap. De rookprevalentie was het hoogst onder laagopgeleide zwangeren (13,8% in 2010; 95%-BI: 9,3-18,4) en het laagst onder hoogopgeleiden (2,4% in 2010; 95%-BI: 1,2-3,6). Tijdens de zwangerschap stopte 4% van de rokende vrouwen. De mediaan van het aantal gedurende de zwangerschap gerookte sigaretten was 5 per dag, tegenover 10 in het laatste half jaar vóór de zwangerschap. In 2001 was de het verschil in rookprevalentie tussen laag- en hoogopgeleide zwangeren 18,9%, in 2010 was dat 11,4%. Het verschil tussen middelbaar- en hoogopgeleide zwangeren was 6,5 en 5,4% in respectievelijk 2001 en 2010.
Conclusie
Het percentage vrouwen dat gedurende de gehele zwangerschap rookt is tussen 2001 en 2010 gehalveerd, maar in 2010 rookte nog steeds 6,3% van de zwangeren. De rookprevalentie verschilde sterk tussen de opleidingsniveaus; de absolute verschillen veranderden niet gedurende het onderzoek.
Roken in de zwangerschap, verkeerd betrouwbaarheidsinterval
De auteurs melden bij de resultaten, dat 1489 (9,7%)van de 15366 onderzochte patienten rookten en geven een betrouwbaarheidsinterval op van 9,5-9,8. Dit interval is het 48% betrouwbaarheidsinterval. Het 95 % betrouwbaarheidsinterval is breder namelijk 9,2-10,2.
Arturo Knol, huisarts np