Roken door jonge middelbare-schoolkinderen en hun ouders; maakt het verschil of een kind CARA heeft?

Onderzoek
R.M. Colombijn
E. Knol
J. Gerritsen
K. Knol
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:2057-60
Abstract

Samenvatting

In de periode december 1985-februari 1986 werd in Groningen op de polikliniek Kinderlongziekten van het Academisch Ziekenhuis en op twee scholen voor middelbaar onderwijs met behulp van vragenlijsten onderzoek verricht naar het roken door 123 kinderen met CARA en 723 leerlingen van de twee laagste klassen van de twee scholen. Slechts 2 kinderen met CARA rookten. Van de groep schoolkinderen rookte 21,4.

Er bestond een relatie tussen het rookgedrag van de kinderen en dat van de ouders, broers, zusjes en vriendjes. In tweederde van alle gezinnen werd door een of beide ouders gerookt. Tussen de ouders uit het scholenonderzoek en de ouders van 123 kinderen met CARA van de polikliniek bestond geen verschil in rookgedrag. Met het toenemen van de leeftijd van de kinderen vonden wij een stijging van het percentage rokers en bij de rokers een toename van de hoeveelheid gerookte sigaretten. Naarmate het niveau van het onderwijs hoger was, rookten minder leerlingen.

Intensieve voorlichting over de schadelijke gevolgen van sigaretten roken blijft nodig, vooral in gezinnen met een kind met CARA.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Afd. Kindergeneeskunde: R.M.Colombijn, assistent-geneeskundige; J.Gerritsen en prof.dr.K.Knol, kinderartsen.

Dienst Automatisering: E.Knol, psycholoog.

Contact prof.dr.K.Knol

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties