Artsen nemen vaak maatregelen om het risico op QT-verlenging door medicatie te verlagen, bijvoorbeeld door een alternatief middel voor te schrijven. Er is echter veel onzeker aan dit risico. Zijn die maatregelen wel proportioneel?
Een 70-jarige vrouw is opgenomen vanwege een geïnfecteerd ulcus aan digitus IV van haar linker hand. Zij gebruikt amiodaron vanwege atriumfibrilleren. In de wondkweek wordt een Escherichia coli en Pseudomonas aeruginosa aangetoond. De patiënte wordt daarom gedurende één week intraveneus behandeld met piperacilline/tazobactam. Het antibiogram laat, voor wat de orale antibiotica betreft, alleen goede gevoeligheid zien voor ciprofloxacine. Het ecg laat een linkerbundeltakblok zien met een QTc-tijd van 490 ms en de kaliumconcentratie in het bloed is 3,7 mmol/l.
Is het risico op plotse hartdood als gevolg van QT-verlenging door ciprofloxacine dusdanig hoog dat piperacilline/tazobactam klinisch gecontinueerd moet worden, of kan deze patiënte thuis verder behandeld worden met ciprofloxacine?
QT-verlengende medicatie en plotse hartdood: de risico-regelreflex
Het is bekend dat QT-verlenging kan optreden bij verscheidene cardiale én niet-cardiale geneesmiddelen (tabel 1 en www.crediblemeds.org) en dat dit een risico geeft op torsade de pointes (TdP). TdP is een polymorfe ventriculaire…
Reacties