Samenvatting
Doel
Het identificeren van risicofactoren en het berekenen van de daarbij behorende kans op dragerschap bij paren met ≥ 2 miskramen.
Opzet
Genest case-controleonderzoek.
Methode
In 6 Nederlandse centra voor klinische genetica werden gegevens verzameld van paren die na ≥ 2 miskramen waren verwezen voor karyotypering in de periode 1992-2000. Factoren die de kans op dragerschap kunnen beïnvloeden, werden onderzocht. De bijbehorende kans op dragerschap werd berekend voor verschillende combinaties van deze factoren.
Resultaten
In totaal werden 279 dragerparen en 428 controleparen geïncludeerd. Vier onafhankelijke factoren werden geïdentificeerd: een lagere leeftijd van de vrouw ten tijde van de 2e miskraam, een voorgeschiedenis van ≥ 3 miskramen, ≥ 2 miskramen bij een broer of zus van een van de partners en ≥ 2 miskramen bij de ouders van een van de partners. De berekende kans op dragerschap bij paren verwezen voor chromosoomonderzoek na ≥ 2 miskramen varieerde tussen 0,5 en 10,2. Bij 18 van de paren was de kans op dragerschap zó laag (< 2,2) dat bij paren met vergelijkbare risicofactoren karyotypering achterwege zou kunnen blijven.
Conclusie
De kans op dragerschap bij paren met ≥ 2 miskramen is afhankelijk van verschillende factoren. Selectieve karyotypering kan resulteren in doelmatiger verwijzingen. Hierdoor kan het aantal karyotyperingen op jaarbasis afnemen en kunnen de kosten verminderen.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:863-7
Reacties