Rijgeschiktheid van mensen met diabetes mellitus; een advies van de Gezondheidsraad

Opinie
J.A. Mazel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:537-8
Abstract

In december 2002 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht aan de minister van Verkeer en Waterstaat over de rijgeschiktheid van mensen met diabetes mellitus.1 Dit advies is tevens aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De oorspronkelijke adviesvraag betrof het verstrekken van een rijbewijs in groep 2 (het ‘groot rijbewijs’ voor bestuurders van vrachtauto's en bussen). Slechts in uitzonderlijke gevallen mag volgens de Europese richtlijn een rijbewijs worden verstrekt aan insulineafhankelijke bestuurders van vrachtauto's en bussen. Over deze richtlijn lopen binnen Europa de meningen uiteen. De commissie van de Gezondheidsraad (hierna te noemen de commissie) adviseert een minder restrictief beleid en wil met haar advies bijdragen aan deze discussie, die volgens haar echter niet los gezien kan worden van een advies voor groep 1 (personenauto's en motoren) over de rijgeschiktheid van personen met diabetes mellitus. In dit artikel bespreek ik de voorstellen van de commissie voor wijzigingen…

Auteursinformatie

Dr.J.A.Mazel, arts, Prins Bernhardlaan 43, 7622 BE Borne.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, april 2003,

Mazel (2003:537-8) beschrijft dat de Gezondheidsraad adviseert om de geldigheidsduur van het gewone rijbewijs voor diabetici te verlengen van 5 naar 10 jaar. De geldigheidsduur van het groot rijbewijs, dat wil zeggen voor het besturen van vrachtauto's en bussen, wil de raad ongewijzigd (5 jaar) laten.

Zowel de prevalentie als de incidentie van diabetische retinopathie neemt toe met de duur van de diabetes mellitus. De kans is daarom groot dat diabetici met functionele visusproblemen blijven chaufferen, met alle risico's van dien, als de geldigheidsduur van het gewone rijbewijs zonder oogheelkundig onderzoek wordt uitgebreid.

Voorts is het advies bij het verstrekken of verlengen van een rijbewijs te volstaan met een afschrift van een onderzoek door een oogarts. Wij vragen ons af hoe diabetici een dergelijk afschrift van een oogartsenrapport moeten bemachtigen als de screening op retinopathie door een niet-oogarts wordt uitgevoerd, zoals tegenwoordig in toenemende mate geschiedt. Dit is overigens ook toegestaan bij de geldende richtlijnen.1

Indien er geen keuring plaatsvindt, wordt geen gezichtsveldonderzoek verricht. Diabetici met een goede visus, maar met ernstige gezichtsveldbeperkingen, bijvoorbeeld na een panretinale lasercoagulatiebehandeling vanwege proliferatieve diabetische retinopathie, zullen blijven chaufferen (en daarbij een gevaar kunnen opleveren voor zichzelf en voor andere weggebruikers) ondanks hun functionele visuele stoornissen die in het dagelijks leven vaak geen klachten geven en alleen bij een keuring worden aangetoond.

Tenslotte is het ons niet duidelijk waarom jaarlijkse controle noodzakelijk is na het vaststellen van maculopathie of cataract bij diabetes mellitus type 2. Immers, patiënten, met of zonder diabetes, met een leeftijdsgebonden maculadegeneratie of cataract hoeven niet ieder jaar terug te komen. Bij diabetische maculopathie hangt de controlefrequentie af van de vraag of deze wel of niet klinisch relevant of visusbedreigend is en van de eventuele aanwezigheid van andere risicofactoren.

B.C.P. Polak
L.J. van Rijn
C. Korver
Literatuur
  1. Richtlijnen Nederlandse Diabetes Federatie/CBO. Diabetische retinopathie. Utrecht: Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing CBO; 1998. p. 9-27.