Dames en Heren,
Zowel bij de vroege diagnose van prostaatkanker als bij de behandeling ervan zijn er een hoop dilemma’s. De verschillende richtlijnen, die zijn ontworpen om artsen te ondersteunen bij deze dilemma’s, geven lang niet altijd eenduidige adviezen. Met de casus van een patiënt illustreren wij in deze klinische les enkele dilemma’s rond de vroegdiagnostiek van prostaatkanker in de huisartsenpraktijk. Ook bespreken wij de visie van enkele veelgebruikte, soms tegenstrijdige richtlijnen en een manier om hier praktisch mee om te gaan.
Patiënt A, een 49-jarige man, heeft een familiaire voorgeschiedenis van prostaatkanker. Zijn vader bleek op 68-jarige leeftijd een matig gedifferentieerd prostaatcarcinoom te hebben (Gleason-score: 7) en was recentelijk op 79-jarige leeftijd overleden aan gemetastaseerde ziekte. Patiënt A is bang om zelf te overlijden aan prostaatkanker en consulteert voor de eerste keer zijn huisarts met een screeningswens. Hij vraagt zijn huisarts om het prostaat-specifiek antigeen (PSA) te bepalen…
PSA ondeugdelijk als screeningstest
In de Klinische Les 'Richtlijnen voor vroegdiagnostiek van prostaatkanker' wordt de PSA-test opgevoerd als screeningstest op prostaatkanker. Met als referentiewaarde 3.0 ng/ml, daarboven is onderzoek op prostaatkanker nodig.
In 2014 verscheen het boek 'The great prostate hoax', geschreven door Richard J.Ablin. Ablin is de man die in 1970 het PSA ontdekte. En vervolgens zag hij in de Verenigde Staten 'how big medicine hijacked the PSA test and caused a public disaster', de subtitel van zijn boek. Dit ondanks verzet zijnerzijds dat het PSA voor een diagnostische screeningstest ongeschikt was. Ablin werd later hoogleraar pathologie aan de University of Arizona College of Medicine. Aan het einde van zijn carriëre schreef hij uit frustratie dit boek 'For the countless millions of men and their families who have suffered needlessly because of misuse of the PSA Test'. Onderbouwd met uitgebreide literatuurreferenties.
Ook in Nederland staat de PSA-test onder discussie, zie de collumn 'Morele bekommernissen doen er niet toe' van Lux Bonneux in Medisch Contact.
PSA is bij veel mannen op gevorderde leeftijd een beladen begrip (ik behoor ook tot die groep), daarom is volledige helderheid over de zin en onzin m.b.t. het gebruik van de PSA-test als screeningstest op prostaatkanker belangrijk.
In de literatuurlijst bij bovengenoemde Klinisch Les zie ik geen artikel dat het gebruik van de PSA-test als screeningstest, en de gebruikte referentie-waarde, 'evidence based' onderbouwt. Het lijkt mij belangrijk dat auteurs hier hun licht over laten schijnen.
Hendrik Jan Hulsebosch. gepensioneerd dermato-veneroloog
Literatuur:
Ablin RJ, Piana R. The great prostate hoax. Palgrave Macmillan 2014, ISBN 978-1-137-27874-6
Bonneux L. Morele bekommernissen doen er niet toe. Medisch Contact 2015; 10: 445
De PSA-test
Geachte professor Roobol,
Dank voor uw antwoord, waarin u aangeeft dat er in de Europese klinische praktijk nog heel wat valt te verbeteren m.b.t. de toepassing van de PSA-test.
Omdat het hier een discussie in het NTvG betreft lijkt het me goed te benadrukken dat Nederland wat dit betreft geen uitzondering is.
Uit betrouwbare bron weet ik dat het ook hier voorkomt dat de PSA-test door artsen wordt gedaan, b.v. in het kader van een bloedscreening, zonder voorafgaande informatie van de patient over eventuele consequenties. Bij abnormale waarden wordt de patient vervolgens doorgestuurd naar de uroloog, die dan voor de moeilijke taak staat om aan de verontruste patient de voor- en nadelen van verdergaand onderzoek uit te moeten leggen.
Het is mij nog niet geheel duidelijk hoe goed de normaalwaarden van de PSA-test zijn onderbouwd, iets waar Richard A. Ablin in zijn boek uitermate kritisch over is. Maar het voert mogelijk te ver om daar binnen het kader van deze discussie nog verder op in te gaan.
Hendrik Jan Hulsebosch