Richtlijn 'Prostaatcarcinoom: diagnostiek en behandeling'

Klinische praktijk
Th.M. de Reijke
J.J. Battermann
R.J.A. van Moorselaar
I.J. de Jong
A.P. Visser
J.S. Burgers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1771-5
Abstract

Samenvatting

- Er is een landelijke, multidisciplinaire richtlijn over de diagnostiek en de behandeling van patiënten met een prostaatcarcinoom opgesteld. Omdat voldoende wetenschappelijk bewijsmateriaal ontbreekt zijn daarin geen uitspraken gedaan over screening.

- De diagnose ‘prostaatcarcinoom’ wordt gesteld door middel van een prostaatbiopsie, onder geleiding van transrectale echografie. De gleasonscore wordt gebruikt voor de histologische gradering.

- Bij een gelokaliseerd prostaatcarcinoom en comorbiditeit (levensverwachting < 10 jaar) verdient actief volgen de voorkeur. Bij een gezonde patiënt vormen radicale prostatectomie en uit- en inwendige radiotherapie gelijkwaardige behandelopties. De behandeling wordt in overleg met de patiënt bepaald.

- Bij een lokaal uitgebreid prostaatcarcinoom en een levensverwachting ≥ 10 jaar heeft uitwendige radiotherapie de voorkeur, eventueel in combinatie met hormonale therapie.

- Bij een lokaal recidiverend prostaatcarcinoom na radicale prostatectomie en bij een concentratie prostaatspecifiek antigeen (PSA) < 1,0 ng/ml kan men externe radiotherapie overwegen. Bij een recidief na externe radiotherapie is ‘salvage’-prostatectomie of brachytherapie in geselecteerde gevallen een optie.

- Bij een gemetastaseerd prostaatcarcinoom wordt hormonale behandeling aanbevolen door middel van bilaterale orchidectomie, toepassing van een analogon van luteïniserend-hormoon-‘releasing’-hormoon (LHRH) of parenteraal oestrogeen.

- Bij een hormoonresistent prostaatcarcinoom wordt een palliatieve behandeling met pijnstillers, lokale bestraling of radionucliden geadviseerd. De plaats van chemotherapie op basis van docetaxel moet besproken worden.

- De follow-up bestaat uit een PSA-bepaling en op indicatie een rectaal toucher of aanvullend beeldvormend onderzoek.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1771-5

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Urologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Hr.dr.Th.M.de Reijke, uroloog.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Radiotherapie, Utrecht.

Hr.prof.dr.J.J.Battermann, radiotherapeut.

VU Medisch Centrum, afd. Urologie, Amsterdam.

Hr.dr.R.J.A.van Moorselaar, uroloog.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Urologie, Groningen.

Hr.dr.I.J.de Jong, uroloog.

Helen Dowling Instituut, Utrecht.

Hr.dr.A.P.Visser, psycholoog.

Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht.

Hr.dr.J.S.Burgers, programmaleider.

Contact hr.dr.Th.M.de Reijke (t.m.dereyke@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties