Samenvatting
- Er is een landelijke, multidisciplinaire richtlijn over de diagnostiek en de behandeling van patiënten met een prostaatcarcinoom opgesteld. Omdat voldoende wetenschappelijk bewijsmateriaal ontbreekt zijn daarin geen uitspraken gedaan over screening.
- De diagnose ‘prostaatcarcinoom’ wordt gesteld door middel van een prostaatbiopsie, onder geleiding van transrectale echografie. De gleasonscore wordt gebruikt voor de histologische gradering.
- Bij een gelokaliseerd prostaatcarcinoom en comorbiditeit (levensverwachting < 10 jaar) verdient actief volgen de voorkeur. Bij een gezonde patiënt vormen radicale prostatectomie en uit- en inwendige radiotherapie gelijkwaardige behandelopties. De behandeling wordt in overleg met de patiënt bepaald.
- Bij een lokaal uitgebreid prostaatcarcinoom en een levensverwachting ≥ 10 jaar heeft uitwendige radiotherapie de voorkeur, eventueel in combinatie met hormonale therapie.
- Bij een lokaal recidiverend prostaatcarcinoom na radicale prostatectomie en bij een concentratie prostaatspecifiek antigeen (PSA) < 1,0 ng/ml kan men externe radiotherapie overwegen. Bij een recidief na externe radiotherapie is ‘salvage’-prostatectomie of brachytherapie in geselecteerde gevallen een optie.
- Bij een gemetastaseerd prostaatcarcinoom wordt hormonale behandeling aanbevolen door middel van bilaterale orchidectomie, toepassing van een analogon van luteïniserend-hormoon-‘releasing’-hormoon (LHRH) of parenteraal oestrogeen.
- Bij een hormoonresistent prostaatcarcinoom wordt een palliatieve behandeling met pijnstillers, lokale bestraling of radionucliden geadviseerd. De plaats van chemotherapie op basis van docetaxel moet besproken worden.
- De follow-up bestaat uit een PSA-bepaling en op indicatie een rectaal toucher of aanvullend beeldvormend onderzoek.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1771-5
Reacties