Richtlijn 'Diagnostiek en behandeling van het carpale-tunnelsyndroom'

Klinische praktijk
M.C.T.F.M. de Krom
J.J. van Croonenborg
G. Blaauw
R.J.P.M. Scholten
F. Spaans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:76-5
Abstract

Samenvatting

- Het carpaletunnelsyndroom (CTS) is de meest voorkomende drukneuropathie: ongeveer 10 van de volwassen vrouwen en iets minder dan 1 van de volwassen mannen in Nederland heeft klachten over een klinisch en elektrofysiologisch bevestigd CTS.

- Alle in Nederland bij de diagnostiek en de behandeling van het CTS betrokken medische en paramedische disciplines droegen bij aan de totstandkoming van een richtlijn voor diagnostiek en behandeling van het CTS.

- De klinische diagnose ‘CTS’ wordt gesteld op grond van nachtelijke tintelingen en/of pijn in de (vooral door de N. medianus verzorgde) vingers, waardoor de patiënt meestal uit de slaap gewekt wordt.

- Provocatietests dragen niet bij tot het stellen van de klinische diagnose ‘CTS’.

- Indien invasieve behandeling van het CTS wordt voorgesteld, zoals met corticosteroïdinjecties of door middel van een operatie, dient de klinische diagnose ‘CTS’ elektrofysiologisch bevestigd te worden.

- Echografie of MRI van de pols kan een plaats hebben bij de diagnostiek indien een structurele afwijking in de carpale tunnel vermoed wordt, maar vanwege de speciale expertise, nodig voor echografie, en vanwege de voor dit doel beperkt beschikbare MRI-apparatuur verdienen deze methoden niet de voorkeur.

- De behandeling van het CTS kan, afhankelijk van ondervonden problemen in het werk (bijvoorbeeld huishoudelijk werk), expectatief plaatsvinden, conservatief (dat wil zeggen met spalk of lokale corticosteroïdinjecties) of operatief (dat wil zeggen endoscopisch of via een open benadering).

- Indien het CTS het dagelijks functioneren niet beïnvloedt, is uitsluitend aanpassing van de werkomstandigheden ook een optie.

- Er zijn maatregelen mogelijk om een CTS ten gevolge van werkomstandigheden te voorkomen of, indien het CTS reeds is ontstaan, te behandelen.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:76-81

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Maastricht, Maastricht.

Afd. Neurologie: hr.dr.M.C.T.F.M.de Krom, neuroloog.

Afd. Neurochirurgie: hr.dr.G.Blaauw, neurochirurg.

Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Postbus 20.064, 3502 LB Utrecht.

Mw.drs.J.J.van Croonenborg, bewegingswetenschapper.

Dutch Cochrane Centre, Amsterdam.

Hr.dr.R.J.P.M.Scholten, arts-epidemioloog.

Hr.prof.dr.F.Spaans, klinisch neurofysioloog n.p., Maastricht.

Contact mw.drs.J.J.van Croonenborg (j.vancroonenborg@cbo.nl)

Verantwoording

Namens de werkgroep Carpale-tunnelsyndroom, waarvan de leden aan het einde van dit artikel worden vermeld.

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties