Samenvatting
– De richtlijn ‘Diagnostiek en behandeling van arterieel vaatlijden van de onderste extremiteit’ beschrijft de diagnostiek en behandeling bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden van het been. De tekst is ontstaan uit een samenwerking van onder andere de Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie en het Genootschap voor Interventieradiologie.
– De diagnose ‘arterieel vaatlijden’ kan worden gesteld aan de hand van het meten van de enkel-armindex. Vervolgonderzoek is alleen noodzakelijk indien een behandelplan voor invasieve therapie moet worden gemaakt.
– De eerste behandeling bij patiënten met claudicatio intermittens is looptraining. Bij onvoldoende resultaat kan worden gekozen voor een percutane transluminale angioplastiek (PTA) of een chirurgische behandeling.
– Bij kritieke ischemie dient een revascularisatie te worden uitgevoerd. Bij geselecteerde patiënten is een variant van PTA, namelijk percutane intentionele endovasculaire revascularisatie, een goed alternatief voor bypasschirurgie.
– Bij acute ischemie kan indien het been niet vitaal bedreigd is, intra-arteriële trombolyse worden toegepast als alternatief voor een operatie.
– Er wordt aanbevolen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden een trombocytenaggregatieremmer en een statine voor te schrijven. Alleen na een veneuze bypassoperatie worden gedurende 2 jaar een cumarinederivaat en een statine voorgeschreven en bij deze patiënten wordt ook aanbevolen gedurende een halfjaar de bypass periodiek te controleren met duplexonderzoek.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1670-4
Reacties