Samenvatting
Veertien jaar ervaring (1970-1983) met de chirurgische behandeling van patiënten met een adenocarcinoom van de cardia werd retrospectief beoordeeld. Cardiaresectie werd alleen verricht indien deze in opzet curatief mogelijk leek. Bij bewezen levermetastasen en (of) lymfogene metastasen in het tweede klierstation (N2) werd afgezien van resectie. Bij 52 van 116 patiënten (45) werd een in opzet curatieve resectie verricht. Van de patiënten met en zonder kliermetastasen in het cardiaresectiepreparaat was na twee jaar 27 resp. 76 nog in leven en na vijf jaar 0 resp. 58.
Gezien de morbiditeit, de sterfte na cardiaresectie (12) en de toch zeer slechte prognose van patiënten met lymfekliermetastasen die tot het eerste lymfeklierstation zijn beperkt (N1), is het gerechtvaardigd geheel af te zien van een ingrijpende resectie bij patiënten met N2-lymfekliermetastasen.
Reacties