Gastro-intestinale chirurgie en gastro-enterologie. III. Diagnostiek en behandeling van het oesofaguscarcinoom

Klinische praktijk
P.D. Siersema
J.J.B. van Lanschot
P. Fockens
H.W. Tilanus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1947-52
Abstract

Samenvatting

- In Nederland zijn er jaarlijks circa 900 nieuwe patiënten met oesofaguscarcinoom. Het aandeel adenocarcinomen is toegenomen tot 41 in 1989-1992, waarschijnlijk in samenhang met het toenemend vóórkomen van een Barrett-oesofagus.

- De diagnose ‘oesofaguscarcinoom’ wordt gesteld door middel van endoscopische biopsie en histologisch onderzoek. Stadiëring vindt plaats door endoscopische ultrasonografie voor het T- en N-stadium, en CT en uitwendige echografie voor het M-stadium.

- Een op curatie gerichte behandeling bestaat uit operatieve resectie, eventueel gecombineerd met chemo- en/of radiotherapie. De 5-jaarsoverleving varieert van 70-90 bij een stadium-I-tumor tot 5-11 bij een stadium-IV-tumor.

- Bij een korte overlevingsverwachting kan palliatieve therapie de voedselpassage verbeteren. De in Nederland meest gebruikte palliatieve behandelingen zijn plaatsing van een zelfontplooibare endoprothese of brachytherapie.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam.

Afd. Maag-, Darm- en Leverziekten: dr.P.D.Siersema, maag-, darm- en leverarts.

Afd. Heelkunde: prof.dr.H.W.Tilanus, chirurg.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Afd. Chirurgie: prof.dr.J.J.B.van Lanschot, chirurg.

Afd. Maag-, Darm- en Leverziekten: dr.P.Fockens, maag-, darm- en leverarts.

Contact dr.P.D.Siersema

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties