Samenvatting
Doel
Vaststellen of een ongunstig beloop van astma en chronische bronchitis gedurende behandeling met alleen bronchusverwijders geremd kan worden door aanvullende therapie met inhalatiecorticosteroïden.
Opzet
Prospectief onderzoek.
Plaats
Huisartspraktijken (n = 29) in de omgeving van Nijmegen.
Methode
Patiënten (28 met astma, 28 met chronische bronchitis) met een jaarlijkse daling in het geforceerde expiratoire éénseconde-volume (FEV1) ≥80 mljaar in combinatie met > 1 exacerbatiejaar. Gedurende de eerste 2 jaar werden patiënten uitsluitend met een bronchusverwijder behandeld (salbutamol 400 µg of ipratropium (bromide) 40 µg). Gedurende de 2 volgende jaren kregen zij aanvullende behandeling met beclometason (dipropionaat) 2 dd 400 µg.
Resultaten
Gedurende de eerste 6 beclometason-maanden was de toename in FEV1 458 mljaar (95-betrouwbaarheidsinterval: 233-683). Vervolgens was gedurende de maanden 7-24 een daling van 102 mljaar, significant minder dan de daling van 160 mljaar vóór steroïdeninterventie (verschil 58 mljaar; 95-BI: 2-87). Alleen bij patiënten met astma verbeterde behandeling met beclometason de bronchiale hyperreactiviteit (uitgedrukt als PC20-histamine, de minimale concentratie histamine die een 20 daling in FEV1 veroorzaakt) met 3,0 verdubbelingsdoseringjaar (95-BI: 0,8-5,2).
Conclusie
Additionele behandeling met inhalatiecorticosteroïden remt een ongunstig beloop van astma en chronische bronchitis tijdens therapie met uitsluitend bronchusverwijders: er was verminderde ziekteprogressie en herstel in longfunctie. Dit effect was duidelijker bij astma dan bij chronische bronchitis.
Reacties