Samenvatting
Tijdens zwangerschap ontstaat een fysiologische hyperventilatie die kan worden waargenomen als kortademigheid; oorzaken zijn een kleinere functionele residuale capaciteit en een kleiner expiratoir reservevolume ten gevolge van een groter wordende uterus, en een groter ademminuutvolume door een verhoogde progesteronconcentratie en een toegenomen chemosensitiviteit voor CO2 en O2. Ook klachten van vermoeidheid, verminderde inspanningstolerantie en orthopnoe kunnen optreden, evenals basale crepitaties bij auscultatie.
Bij zwangeren met astma kunnen de klachten sterk verbeteren of verslechteren. Bij een astma-aanval wordt de foetus blootgesteld aan hypoxemie, eventueel verergerd door een afgenomen uteroplacentaire bloedstroom bij maternale alkalose. Een slecht gecontroleerd astma is nadeliger voor het ongeboren kind dan het oordeelkundig gebruik van medicijnen tegen astma.
Veilige medicamenten tegen astma tijdens de zwangerschap, rond de partus en tijdens lactatie zijn cromoglicinezuur en ipratropium; relatief veilig zijn kortwerkende β-sympathicomimetica, inhalatiecorticosteroïden en systemische corticosteroïden, evenals theofylline vanaf het tweede trimester; het gebruik van langwerkende β-sympathicomimetica wordt afgeraden.
Reacties