Samenvatting
Doel
Beschrijven van ‘prehospitale behandelvertraging’ bij patiënten met een acuut myocardinfarct (AMI) om verschillen in sterftepercentage te kunnen interpreteren die bestaan tussen Groningen (een regio met hoge sterfte door coronaire hartziekten (CHZ)) en Rotterdam (een regio met lage CHZ-sterfte).
Opzet
Descriptief.
Methode
De prehospitale behandelvertraging van AMI-patiënten in Rotterdam in 1990-1991 werd vergeleken met die in 1993-1995; daarnaast werd de vertraging in Groningen vergeleken met die in Rotterdam (1993-1995). Per regio namen 3 ziekenhuizen deel (1 academisch ziekenhuis, 2 regionale ziekenhuizen). De gegevens werden binnen 7 dagen na het begin van de symptomen verkregen met een gestructureerd interview bij opgenomen AMI-patiënten (n = 924) of bij directe nabestaanden van overleden patiënten (n = 40). Beoordeeld werden de mediane patiënt-, huisarts- en ambulancevertraging.
Resultaten
De totale mediane prehospitale vertraging voor alle opgenomen patiënten gecombineerd was 2,5 h (5e en 95e percentiel respectievelijk 50 min en 36 h). De mediane patiëntvertraging in Groningen (30 min) was korter dan in Rotterdam (45 min). Ook de mediane huisartsvertraging was korter in Groningen dan in Rotterdam (38 versus 72 min). In Rotterdam nam tussen 1990-1991 en 1993-1995 de mediane huisartsvertraging af met 23 min. Ambulancevertraging bedroeg 30 min in Rotterdam en 35 min in Groningen. De totale prehospitale vertraging van zonder bemiddeling van een huisarts verwezen patiënten was 32-78 min korter dan bij patiënten die via een huisarts werden opgenomen.
Conclusie
Door snellere besluitvorming van huisartsen nam de prehospitale vertraging in Rotterdam tussen 1990-1991 en 1993-1995 af. De kortere prehospitale behandelvertraging in Groningen is niet in overeenstemming met de hoge CHZ-sterfte in deze regio en maakt aannemelijk dat relatief veel AMI-patiënten thuis of vóór aankomst in het ziekenhuis overlijden.
Reacties