In de tweede helft van de 19e eeuw maakt de geneeskunde een snelle groei door – voor Nederland soms té snel. Het woord ‘specialist’ duikt in 1883 voor het eerst op in de vaderlandse annalen, maar specialistenregisters komen pas 50 jaar later.1 Bij de benoeming van hoogleraren in nieuwe en veranderende disciplines zoals de heelkunde moeten de medische faculteiten daarom nogal eens op zoek buiten de landsgrenzen, in het bijzonder in Duitsland en Oostenrijk. Daar bevindt zich dan het zwaartepunt van de medische wetenschap, zoals Parijs dat in de eerste helft van de 19e eeuw was. Vooral de heelkunde kent een stormachtige ontwikkeling, door zowel technische veranderingen als de opkomst van de anesthesie (vanaf 1846) en de antisepsis (vanaf 1867).
In Groningen heeft de chirurgie een nieuwe impuls nodig door de ziekte van Jan Hissink Jansen (1816-1886). Deze hoogleraar chirurgie, benoemd in 1850, doceert aanvankelijk ook fysiologie, pathologische anatomie…
Reacties