M.A.Mendes de Leon (1856-1924), gynaecoloog van het eerste uur

Perspectief
F.B. Lammes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:956-63
Abstract
Download PDF

Samenvatting

M.A.Mendes de Leon (1856-1924) werd in 1884 benoemd tot privaatdocent aan de afdeling Verloskunde van de Universiteit van Amsterdam. Hij was pleitbezorger voor de gynaecologie als afzonderlijk specialisme, deels vanwege de nieuwe operatieve mogelijkheden na de ontdekking van de narcose en antisepsis, deels vanwege de veronderstelling dat de fysiologische functies van de voortplanting bepalend waren voor zowel lichamelijke als psychische stoornissen van de vrouw. In zijn privékliniek wijdde hij zich aan de operatieve behandeling van ovariumtumor, uterus myomatosus en genitale prolaps, maar ook aan diagnostiek en behandeling van vermeende ontstekingen van cervix en endometrium als oorzaak van psychische stoornissen. Hij volgde daarmee Engelse gynaecologen van die tijd. Zonder kennis van de fysiologische histologie vond Mendes bijna altijd tekenen van ontsteking, die hij vervolgens behandelde met curettage en drastische caustica, soms na gebruik van een verwijdingsmes (hysterotoom) voor de cervix. Toen de hypothese inzake deze ‘reflexneurose’ rond 1900 door gynaecologen zoals Treub en Nijhoff werd ontkracht, bleef hij hier nog lang aan vasthouden. Desondanks kan hij beschouwd worden als een van de grondleggers van het gynaecologisch specialisme in Nederland, mede dankzij zijn operatieve vaardigheid, maar ook door zijn aandacht voor de interactie tussen gynaecologische en psychologische problematiek.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:956-63

artikel

Gynaecologie ontwikkelde zich als afzonderlijke discipline pas in de loop van de 19e eeuw. Van oudsher was het de vroedvrouw geweest of hoogstens de vrouw van de chirurgijn die zich bezighield met ‘vrouwengeheimenissen’.1 Aan het begin van de 19e eeuw ging dit geleidelijk veranderen, eerst in Frankrijk, later ook in Engeland.2 De toenemende aandacht voor lichamelijk onderzoek leidde tot nieuwe diagnostische methoden, zoals speculumonderzoek, curettage en uterussondage, waarbij ook het taboe werd doorbroken van het inwendig onderzoek van de genitalia interna. Van reguliere chirurgie was aanvankelijk nauwelijks sprake. Sommige stoutmoedigen slaagden erin om bij uitzondering een gigantische ovariumcyste te verwijderen of een blaasfistel te sluiten, maar pas na de ontdekking van de narcose in 1846 kwamen ongekende mogelijkheden in zicht, die pas goed benut werden toen de sepsis kon worden geweerd. De nieuwe heelmeesters hadden nog wel interesse in de verwijdering van ovariumtumoren, maar niet voor vaginale operaties met de daaraan verbonden problemen van de asepsis en zij schermden hun operatiekamers af voor de obstetrici.

Pas toen de keizersnede veilig mogelijk werd, ontstond in de kraamkliniek de noodzaak voor een eigen operatiekamer, waar ook gynaecologische chirurgie kon plaatsvinden. Verdere differentiatie van het vakgebied vond plaats en zo werd in de Hoger-Onderwijswet van 1876 de leer der Vrouwenziekten expliciet vermeld in de eisen voor het doctoraalexamen Verloskunde.3

Naast deze chirurgische ontwikkelingen was er in de 19e eeuw onder invloed van de opkomende evolutietheorie een andere benadering van het menselijk lichaam ontstaan, waarbij het lichaam van de vrouw vereenzelvigd werd met de fysiologische functies van de voortplanting.4 Vooral in het Victoriaanse Engeland ontstond de gedachte dat de fysiopathologie van het reproductieve systeem van de vrouw ook de sleutel vormde tot inzicht in haar psychische stoornissen, die men kende als neurose en hysterie.5 Chirurgische pioniers zoals Barnes,6 Spencer Wells en Lawson Tait vonden in deze theorieën dan ook een legitimatie om de gynaecologie af te grenzen als een afzonderlijk specialisme.

Deze opvattingen bleven niet tot Engeland beperkt; zo werd in Amsterdam, in de universitaire kraamkliniek van het Binnengasthuis, de jonge arts Mendes de Leon (figuur 1) gegrepen door deze denkbeelden.

mendes de leon

Maurice Arthur Mendes de Leon wordt in 1856 geboren te Brugge. Zijn vader Isaac Mendes de Leon (1808-1856) is van Portugees-Joodse afkomst en getrouwd met de Engelse Annely F.Phillips. Tot omstreeks zijn tiende jaar groeit Mendes op in Engeland, waarmee hij steeds een grote affiniteit behoudt. Hij spreekt met een licht Engels accent, zoals zijn oudste kleinzoon zich nog herinnert (persoonlijke informatie van de beide kleinzoons ir.E.A.Kaufmann (1912-2006) en dr.D.E.Mendes de Leon (1925)), en zijn anglofilie blijkt ook uit zijn goede contacten met de genoemde en befaamde Engelse gynaecologisch chirurg Lawson Tait (1845-1899).

Studie, promotie en eerste aanstelling

Nadat hij middelbaar onderwijs gevolgd heeft aan een privéschool in Amsterdam studeert Mendes de Leon daar medicijnen aan ’s-Rijkskweekschool voor Militaire Geneeskundigen, een onderdeel van het Athenaeum Illustre, vanaf 1877 Universiteit van Amsterdam (figuur 2).7 Na zijn artsexamen in 1881 wordt hij assistent in de kraamkliniek van prof.L.Lehmann (1817-1880). Zonder gymnasiumopleiding mag hij niet promoveren en daarom wijkt hij voor zijn promotie naar het buitenland uit en verdedigt te Heidelberg in 1881 zijn proefschrift over de samenstelling van moedermelk (figuur 3).8 Hij oriënteert zich verder in het buitenland en bezoekt klinieken in Berlijn, Praag en Wenen. Na zijn terugkeer is Lehmann inmiddels opgevolgd door de jonge hoogleraar G.H.van der Mey (1851-1895), die met vaste hand de antisepsis invoert in de verloskundige kliniek. Deze delegeert zijn fantoomonderwijs aan zijn jonge assistent Mendes en regelt dat Mendes in 1884 benoemd wordt tot privaatdocent. Mendes aarzelt niet om zich ook te bekwamen in de operatieve behandeling van ovariumtumoren en de prolaps en hij introduceert als eerste de toepassing van de trendelenburg-ligging in de gynaecologie.9

Landelijke vereniging voor gynaecologie

In 1887 behoort Mendes tot de 6 leden die op initiatief van Van der Mey het Amsterdams Gynaecologisch Gezelschap oprichten, dat al spoedig op voorstel van de toen nog Leidse hoogleraar Treub een landelijke vereniging wordt. Hij bezoekt in Birmingham Lawson Tait en wordt geïnspireerd door diens opvattingen over de biologie van de vrouw. Dit blijkt in 1889 uit zijn voordacht voor de afdeling Haarlem van de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, waar hij een vurig betoog houdt voor de gynaecologie als aparte wetenschap.10 Na een uitvoerige historische inleiding beschrijft hij, naar eigen zeggen ‘vrijgemaakt van de voogdijschap der chirurgie’, de nieuwe mogelijkheden van de operatieve behandeling van de ovariumtumor en de vaginale prolaps. Hij vervolgt met een exposé over de specificiteit van de voortplantingsfuncties van de vrouw, om te eindigen met zijn stelling dat er een duidelijke relatie bestaat tussen gynaecologische afwijkingen en psychische stoornissen. In de eerste plaats denkt hij hierbij aan fluor (de ‘genitale catarrh’) en aan de liggingsafwijkingen, zoals retroflexie. Hij besluit zijn pleidooi met de uitspraak dat de vrouw recht heeft op een eigen specialist die haar belangen behartigt.

Mendes is inmiddels in 1882 getrouwd met een verwant familielid, de zeer gefortuneerde Anna Mathilde Teixeira de Mattos (1862-1937) (figuur 4). Een van zijn kleinzonen kon tijdens mijn gesprek met hem nog furieus worden over de roddels van destijds over de keuze van hun grootvader voor hun geliefde grootmoeder, die vanaf haar geboorte vrijwel doof en halfblind was. Zeker is dat Mendes zijn vermogen aanwendt voor grote medische projecten, zoals vorstelijke donaties voor de bouw van het Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht ‘het Apeldoornsche Bosch’ en van een Portugees-Israëlisch Ziekenhuis. Uitzonderlijk is zijn initiatief om reeds in 1889 een eigen gynaecologische privékliniek te laten bouwen aan de Sarphatistraat in het chique gedeelte tussen het Frederiksplein en de Hogesluis van de Amstel, naast het riante huis van zijn schoonmoeder (figuur 5).

Privékliniek

In Amsterdam was het Binnengasthuis niet meer het enige ziekenhuis. Het verschijnsel van klinieken die beperkt waren tot één specialisme was niet nieuw. In Amsterdam bestond reeds sinds 1865 de Emma Kinderkliniek en in 1880 was de Kliniek voor Ooglijders geopend en er zouden er meerdere volgen: voor dermatologie, kno en psychotherapie (F.van Eeden).11 Mendes had de kliniek van Lawson Tait in Birmingham bezocht en was op de hoogte van dergelijke gynaecologische privéklinieken in Londen en in Duitsland. Deels ontstonden deze klinieken uit noodzaak om het monopolie van de chirurgen te doorbreken, maar in het fin de siècle twijfelde men er niet aan dat vrouwen gezien hun biologische eigenschappen recht hadden op behandeling als een afzonderlijke patiëntengroep.12

Op oude foto’s van Amsterdam (figuur 6) krijgt men een goede indruk van dit kleine paleisje aan de Sarphatistraat 13, dat in neorenaissancestijl ontworpen werd door de architect Eduard Cuypers. Deze ‘Gynaecologische Inrichting’ met een opnamecapaciteit van 20 patiënten is zeer luxueus ingericht. In het tijdschrift Eigen Haard (1894) lezen wij: ‘Overal is het licht en lucht; zachte kleuren; een aangename toon. De pleegzusters zijn bij de hand, ook ’s nachts, en komen onhoorbaar binnen om de helpende hand te bieden. De spijzen, die des middags te 5 uur worden voorgezet, zijn met zorg toebereid. Eene vriendelijke hand vult nu en dan de vaas die op de schoorsteenmantel staat, met versche bloemen. En als de dokter komt, die zo welwillend met een ieder weet om te gaan, dan is ’t alsof een vriend binnentreedt.’13 ‘Een operatiekamer naar de moderne inzichten van steriliteit met elektrische verlichting is aanwezig en ook voor on- en minvermogenden is de mogelijkheid voor polikliniekbezoek en behandeling aanwezig – zij het via een toegang naar het souterrain aan de achterzijde.’14

Dr. Catharina van Tussenbroek, de tweede vrouw die in Nederland haar artsdiploma verwierf, is de assistent van Mendes en zij verzorgt de administratie en het microscopisch onderzoek. Elke ingreep is nog een uitzonderlijke gebeurtenis. Bij zijn nauwkeurige beschrijvingen van de verwijdering van ovariumtumoren en van uterusmyomen en prolapsplastieken schroomt Mendes niet om ook complicaties en zijn aandeel daarin te vermelden. Deze verslagen maken het mogelijk om ons te verplaatsen in de situatie van een bevlogen operateur die een niemandsland betreedt. In de jaargangen van dit tijdschrift en in het Nederlands Tijdschrift voor Verloskunde en Gynaecologie (1887-1927) vindt men vele artikelen van Mendes de Leon en verslagen over zijn actief aandeel in patiëntenbesprekingen en discussies. Steeds geeft hij vele literatuurverwijzingen en verwijst hij naar zijn oriënterende bezoeken aan buitenlandse klinieken. Evenals Tait is hij een voorstander van de technisch eenvoudige ‘castratie’ als de veiligste oplossing voor een uterus myomatosus, waarbij men moet bedenken dat de endocriene functie van de ovaria nog opgehelderd moest worden.

‘Reflexneurosen’

Van meet af aan brengt Mendes zijn overtuiging naar voren dat allerlei psychische stoornissen bij de vrouw hun oorzaak hebben in de genitalia interna als ‘reflexneurosen’. Zelfs als er geen specifieke gynaecologische klachten zijn, gaat hij over tot sondage van de uterus en curettage. Als het inbrengen van de sonde pijnlijk is, dan is voor hem de diagnose ‘genitale catarrh’ al duidelijk. De uitslag van het microscopisch onderzoek van het curettement bevestigt hem daarin, want er wordt vrijwel altijd een ontsteking vastgesteld. Pas als Hitschmann en Adler in 1908 de cyclische veranderingen in het endometrium beschrijven, wordt het duidelijk dat fysiologische beelden ten onrechte als ontsteking werden geïnterpreteerd. Hoe de vermeende ontsteking behandeld moet worden, is voor Mendes duidelijk: na grondige curettage volgt een caustische behandeling van de uterusholte met chloorzinkpasta, met spoelingen van portio en cervix met zilvernitraatbadjes, later ook in combinatie met galvanische stroom volgens Apostolis. Soms en vooral bij dysmenorroe acht hij het nodig om het cervicale kanaal op te rekken door het in de lengte te splijten met een speciaal instrument: de hysterotoom (figuur 7).

Deed deze hypothese inzake reflexneurosen rond 1880 nog opgang in Europa, rond 1895 keert het tij. In Groningen neemt de hoogleraar Nijhoff nadrukkelijk stelling, protesteert in duidelijke bewoordingen en tracht de vrouw in bescherming te nemen tegen dit ‘misbruik van de gynaecologie’.15 De nieuw in Amsterdam benoemde hoogleraar Treub neemt in 1896 in zijn oratie eveneens duidelijk afstand van deze polypragmasie en spreekt van een ‘furor operativus’.16 Ondanks deze oppositie behoudt Mendes onder zijn vakgenoten een grote autoriteit door zijn onmiskenbare operatieve vaardigheid. Van meerdere buitenlandse verenigingen is hij erelid en hij heeft een belangrijke rol bij de organisatie van het Internationaal Congres voor Gynaecologie te Amsterdam in 1899.17 Dit congres ging overigens gepaard met rumoer: vrijwel alle Duitse deelnemers lieten verstek gaan, nadat Treub zich openlijk laatdunkend had uitgelaten over de Duitse wetenschap en Duitse hoogleraren in het bijzonder.18

Mendes’ eenzijdige visie op de vrouw is rond 1900 niet meer van die tijd. Freud heeft aannemelijk gemaakt dat vele psychische problemen niet worden veroorzaakt door ziekten van de genitalia, maar door seksuele frustraties. Ook de opkomende vrouwenbeweging maakt duidelijk dat het vrouw-zijn als zodanig geen enkele oorzaak vormt voor een sociale achterstand of aanleiding voor een bijzondere behandeling.4 De gynaecologie komt in een ander vaarwater, ofschoon nog lang vele gynaecologen het moederschap blijven zien als de enige bestemming voor de vrouw.19

Bij Mendes vindt men geen weerslag van deze veranderingen. Misschien werd hij verblind door het succes van zijn privépraktijk. Met zijn bijna missionaire uitstraling moet hij grote indruk hebben gemaakt op een groep suggestibele patiënten die soms ontstemd waren als een operatieve behandeling aan hen werd ontzegd.16 Zijn kleinzoon herinnerde zich zijn grootvader nog als een autocratisch man, iets neerbuigend, soms driftig, die niet goed met kinderen kon omgaan. Veelzeggend is misschien wel zijn fotoportret dat omstreeks 1910 gemaakt werd; op grond hiervan kunnen wij ons een voorstelling maken van zijn dominerende persoonlijkheid (figuur 8). Zijn privékliniek is spoedig te klein en wordt uitgebouwd en zo besluit hij in 1909 tot de bouw op eigen kosten van een geheel nieuw ziekenhuis aan het Museumplein, de Boerhaavekliniek, waarin ook plaats is voor de chirurgische patiënten van de flamboyante hoogleraar Lanz die met hem bevriend is.

In 1905 verschijnt Mendes’ leerboek Gynaecologische therapie en algemeene gynaecologische diagnostiek.20 Het is uitvoerig geïllustreerd met een bijgevoegde set met stereofoto’s die, bekeken met een speciale kijker, een driedimensioneel beeld geven (figuur 9). Het boek geeft een goed overzicht van het gynaecologisch onderzoek en de behandeling zoals die door hem werden voorgestaan. Zijn speciale opvattingen inzake gynaecologische aandoeningen als oorzaak van psychische stoornissen krijgen daarin veel aandacht. Er verschijnt dan ook in het Tijdschrift een niet mis te verstane kritische recensie van de Groningse hoogleraar Nijhoff, die duidelijk wijst op de gevaren van deze benadering.21 Het boek vindt toch een lezerskring, want in 1915 volgt een nieuwe druk, nu getiteld Praktische gynaecologie. Ook daarin heeft Mendes zijn opvattingen nauwelijks gewijzigd. Zelfs zijn loyale leerling Van Tussenbroek neemt nu in haar recensie duidelijk afstand van zijn ideeën.22

Tegen geboorteregeling

Mendes laat zich ook niet onbetuigd onder degenen die stelling nemen tegen geboorteregeling. Als in 1886 de Neo-Malthusiaansche Bond een brochure uitgeeft waarin enkele voorbehoedsmiddelen worden aangeprezen, schrijft hij samen met Pinkhof een vlammend protest tegen deze ‘facultatieve onvruchtbaarheid’. Terwijl Pinkhof anticonceptie op ethische gronden verwerpt, neemt Mendes stelling tegen ‘de middelen’, in het bijzonder tegen het occlusief pessarium van Mensinga.23 24 Hij spreekt over ‘de sporen van verwoesting der inwendige genitalia’ die hij heeft aangetroffen, doordat de gebroken metalen veer door het caoutchouc (rubber) van het omhulsel heen ulceratie heeft veroorzaakt. Ook heeft hij twijfels over de betrouwbaarheid van dit ‘volksmiddel’. Aletta Jacobs pareert deze mening in een vinnig artikel en laakt zijn geringe ervaring met het pessarium.25 Het kan niet anders dat Mendes met deze opstelling in botsing zal zijn gekomen met Treub. In de notulen van de Nederlandse Gynaecologen Vereeniging vinden wij daarvan niets terug, maar veelzeggend is misschien dat de naam van Mendes ontbreekt bij de vele schrijvers in de grote feestbundel die in 1912 bij gelegenheid van het jubileum van Treub werd uitgegeven.26 Mendes’ privaatdocentschap blijft bestaan, maar uit de jaarverslagen van de universiteit blijkt dat zijn werkzaamheden beperkt blijven tot het begeleiden van coassistenten in zijn eigen kliniek.27

Retroflexie van de uterus

Mendes’ invloed is groot geweest op de veronderstelling dat retroflexie van de uterus een oorzaak is van allerlei problemen. In een uitvoerig artikel in het Tijdschrift bespreekt hij in 1913 het ‘retroflexiesyndroom’ dat volgens hem ten grondslag ligt aan tal van somatische klachten, zoals menorragie, infertiliteit, habituele abortus, rug- en lendenpijn, maar ook aan hysterische en nerveuze klachten.28 Het heeft nog tot in de tweede helft van de vorige eeuw geduurd voordat het voor alle gynaecologen duidelijk werd dat retroflexie een fysiologische variatie is, die niet operatief gecorrigeerd behoeft te worden, zeker gezien de risico’s daarvan zoals verklevingen en infertiliteit.

Einde

De laatste levensjaren wordt het stil rond Mendes. Na 1919 vinden wij zijn naam in de vergaderingsverslagen van de gynaecologenvereniging niet meer terug. Zijn oudste kleinzoon weet nog te vertellen dat Mendes geestelijke vermogens de laatste twee jaar voor zijn dood snel achteruit gaan en dat hij de laatste jaren thuis wordt verpleegd. De banden met de Portugees-Joodse gemeenschap had hij al jaren tevoren verbroken. Na zijn overlijden in 1924 wordt hij begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats, waar zijn graf inmiddels blijkt te zijn geruimd. In de Sarphatistraat te Amsterdam kan men tussen het Frederiksplein en de brug over de Amstel nog een gedeelte vinden van de façade van de prestigieuze privékliniek uit de belle époque, die herinnert aan deze markante man uit de beginperiode van de Nederlandse gynaecologie.

Dr.D.E.Mendes de Leon, internist, en wijlen ir.E.A.Kaufmann droegen bij aan dit artikel met hun persoonlijke herinneringen en foto’s van hun grootvader (figuur 1, 2 en 4). Prof.dr.M.J.van Lieburg gaf commentaar op een eerdere versie van dit artikel.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Literatuur
  1. Schrader CG. Memoryboeck van de vrouwens: het notitieboek van een Friese vroedvrouw, 1693-1745. Lieburg MJ van, redacteur. Amsterdam: Rodopi; 1984. p. 36-9.

  2. Halbertsma T. De verdiensten der Engelschen op gynaekologisch gebied en het verband der gynaekologie met de geneeskunde oratie. Utrecht; 1867.

  3. Groen M. Het wetenschappelijk onderwijs in Nederland van 1815-1980. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven; 1987.

  4. Schoon L. De gynaecologie als belichaming van vrouwen. Verloskunde en gynaecologie 1840-1920 proefschrift Universiteit van Amsterdam. Zutphen: Walburg Pers; 1995.

  5. Moscucci O. The science of woman. Gynaecology and gender in England 1800-1929. Cambridge: Cambridge University Press; 1990.

  6. Barnes R. On the correlations of the sexual functions and mental disorders of women. Brit Gyn J. 1890;91:391-402.

  7. Moulin D de, redacteur. ’s-Rijkskweekschool voor militaire geneeskundigen te Utrecht (1822-1865): verslag van een symposium gehouden te Nijmegen op 26 september 1987. Amsterdam: Rodopi; 1988.

  8. Mendes de Leon MA. Über die Zusammensetzung der Frauenmilch Inaugural-dissertation. München: Oldenbourg; 1881.

  9. Mendes de Leon MA. Ein neues Untersuchungsverfahren. Zentralbl Gynakol. 1888;12:337-8.

  10. Mendes de Leon MA. Beschouwingen over de Gynaecologie als eene zelfstandige wetenschap.Ned Tijdschr Geneeskd. 1889;33:107-31.

  11. Nijhoff GC. Vrouwenklinieken in Nederland. In: De ziekenverpleging en de zorg voor de openbare gezondheid in de laatste 50 jaren: artikelen geschreven voor den catalogus der historisch-geneeskundige tentoonstelling te Arnhem, juli 1899. Amsterdam: F.van Rossen; 1899.

  12. Johannisson K. Het duistere continent: dokters en vrouwen in het fin de siècle. Amsterdam: Van Gennep; 1996.

  13. De gynaecologische inrichting van dr.M.A.Mendes de Leon te Amsterdam. Eigen Haard. 1894:117-9.

  14. Verzameling krantenknipsels in Gemeentearchief Amsterdam. Pers. verzameling 7540: doos 39.

  15. Nijhoff GC. De ondergrens der gynaecologische therapie. Ned Tijdschr Geneeskd. 1895;39:1017-25.

  16. Treub H. De gevaren der hedendaagse gynaekologie oratie. Leiden: Van Doesburgh; 1896.

  17. Velde TH van de. Verslag omtrent het behandelde van het ‘3e Congres périodique international de Gynécologie et d’ Obstétrique’. Ned Tijdschr Verlosk Gynaecol. 1899;10:215-81.

  18. Treub H. Universität und Vaterland; ein Wehrschrift. Amsterdam: Scheltema; 1897.

  19. Snoo K de. Richtsnoeren bij het verloskundig onderwijs oratie Utrecht. Groningen: Wolters; 1926.

  20. Mendes de Leon MA. Gynaecologische therapie en algemeene gynaecologische diagnostiek: handleiding voor artsen en studenten. Amsterdam: Scheltema; 1905.

  21. Nijhoff GC. Gynaecologische therapie en algemeene gynaecologische diagnostiek boekaankondiging. >Ned Tijdschr Geneeskd. 1905;49:1576-9.

  22. Tussenbroek C van. Praktische gynaecologie, therapie en algemeene diagnostiek boekaankondiging. >Ned Tijdschr Geneeskd. 1915;59:2599-601.

  23. Pinkhof H. De geneeskunst en de willekeurige onvruchtbaarheid. Ned Tijdschr Geneeskd. 1898;42:523-31.

  24. Mendes de Leon MA. Geneeskundige beschouwingen en waarnemingen betreffende de meest gebruikelijke anti-conceptioneele middelen. Ned Tijdschr Geneeskd. 1898;42:532-47.

  25. Jacobs AH. De strijd tegen de facultatieve steriliteit. Ned Tijdschr Geneeskd. 1898;42:656-63.

  26. Feestbundel opgedragen aan Hector Treub bij de feestelijke herdenking van zijn vijfentwintig-jarig professoraat door vrienden en vereerders. 1887 – Leiden – Amsterdam – 1912. Leiden: Van Doesburgh; 1912.

  27. Universiteitsgids Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Stadsdrukkerij; 1892 e.v.

  28. Mendes de Leon MA. De operatie van Alexander-Adam. Ned Tijdschr Geneeskd. 1913;57:1924-47.

Auteursinformatie

Contact Hr.prof.dr.F.B.Lammes, emeritus hoogleraar Verloskunde en Gynaecologie aan de Universiteit van Amsterdam, Peppinghof 3, 1391 BA Abcoude (fb.lammes@planet.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties