PROPATRIA en dierstudies

Joost Zaat
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:C1668

Opeens was in februari 2008 een onderzoek naar probiotica en acute pancreatitis in alle kranten en op alle tv-zenders wereldnieuws in Nederland. In deze RCT was de sterfte in de interventiegroep in vergelijking met de placebogroep onverwacht hoog (16% vs. 6%) (Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:685-96). De trial lokte…

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Carlijn
Hooijmans

Voordat de Propatria trial van start ging, zijn er geen dierproeven uitgevoerd met exact hetzelfde design als in de kliniek, nl. het effect van multistrain probiotica suppletie (Ecologic 641) in het jejenum nadat acute pancreatitis was ontstaan. De dierstudies die wel waren uitgevoerd, onderzochten ofwel een therapeutisch effect maar gebruikten dan met name single strain probiotica; of ze gebruikten multistrain probiotica maar bestudeerden dan enkel het effect van preventieve toediening. Bovendien dienden de meeste studies de probiotica toe in de maag. Mede door deze verschillen wordt de vergelijking tussen de dierstudies en de klinische proef zeer complex.

Er zijn meer voorbeelden bekend. Het gebruik van Boneloc cement bij orthopaedische operaties in Scandinavië heeft bijvoorbeeld laten zien dat er wel dierproeven waren uitgevoerd om eventuele afstoting te meten, maar niet om de lange-termijn sterkte in vivo te meten. Dit had zeer ernstige gevolgen voor de patiënten.  

Deze cases roepen de vraag op hoe er in het algemeen met dierproeven wordt omgegaan bij de voorbereiding van klinische studies in het geval van niet-geneesmiddelen.  Dierproeven zijn bedoeld om voorafgaand aan klinische studies de effectiviteit en veiligheid van nieuwe behandelmethoden te toetsen, maar het blijkt dat er behalve voor geneesmiddelen, nog geen eenduidige richtlijnen bestaan voor de eisen waar dierproeven bij andere behandelmethoden aan moeten voldoen. 

We pleiten ervoor dat er richtlijnen komen voor het bepalen van welke dierproeven noodzakelijk zijn voordat klinische proeven van start kunnen gaan. Een belangrijk element van deze richtlijnen zal zijn dat er bij de opzet van de dierproeven in hogere mate rekening moet worden gehouden met de wijze waarop de interventie bij de mens zal worden toegepast. En deze vervolgens zoveel mogelijk na te bootsen in de proefdierstudies. Daarnaast is het van belang dat resultaten van relevante dierproeven eerst diepgaand geanalyseerd worden door middel van een systematische review/meta-analyse om de effectiviteit en veiligheid van de betreffende interventies zo goed mogelijk in kaart te brengen (zie b.v. Horn et al. 2001 en Pound et al. 2004) vooraf aan de uitvoering van klinische studies.

 

Dr. CR Hooijmans; SYRCLE, UMC St. Radboud

Dr. RB de Vries ; SYRCLE, UMC St. Radboud

Prof. MM Rovers; Department for Health Evidence, UMC St. Radboud 

Prof. HG Gooszen; Afdeling Operatiekamers, UMC St. Radboud 

Prof. M Ritskes-Hoitinga; SYRCLE, UMC St. Radboud