Samenvatting
Onderzocht werd of er een patroon is van afwijkingen bij neurologisch onderzoek en beeldvormende diagnostiek op grond waarvan men de waarschijnlijkheidsdiagnose progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) kan stellen en tevens hoe het beloop hiervan is bij met HIV geïnfecteerde patiënten. Van de 500 met HIV geïnfecteerde patiënten die in de periode september 1982-mei 1991 in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam door de afdeling Neurologie in consult waren gezien, was bij 14 patiënten de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘PML’ gesteld. Van hen werden retrospectief klinische verschijnselen, bevindingen bij aanvullend onderzoek (liquor cerebrospinalis en beeldvormend onderzoek) en beloop geanalyseerd.
Bij alle patiënten was er sprake van langzaam progressief verlopende focale neurologische verschijnselen. Onderzoek van de liquor cerebrospinalis bij 13 patiënten leverde geen of slechts aspecifieke afwijkingen op. Computertomografie van de hersenen toonde bij alle patiënten hypodense focale afwijkingen, vooral gelokaliseerd in de witte stof van de hersenen, zonder massawerking en slechts bij 1 aankleurend na contraststoftoediening. Kernspintomografie van de hersenen bij 13 patiënten toonde haarden van verhoogde signaalintensiteit in de witte stof, en bij 1013 tevens in de grijze stof, zonder massawerking en bij 213 met minimale aankleuring na contraststoftoediening. Bij 7 patiënten werd neuropathologisch onderzoek verricht; hierbij werd de diagnose steeds bevestigd.
Bij patiënten met AIDS kan men op grond van neurologisch, onderzoek en aanvullend onderzoek (vooral CT-scan en MRI van de hersenen) de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘PML’ stellen. Neuropathologisch onderzoek blijft echter de gouden standaard. Het beloop is gewoonlijk progressief. De meeste patiënten overlijden binnen het jaar.
Reacties