artikel
In 1952 reisde Fredi Loeliger, naar verluidt op een Lambretta, van Zürich naar Leiden voor een assistentschap op de afdeling Pathologie van het Academisch Ziekenhuis. In Zürich was hij bij Fritz Koller gepromoveerd op stollingsfactor VII, en nadat hij zijn toekomstige echtgenote Paultje Salomonson in Leiden ontmoet had, besloot hij in Leiden zijn opleiding tot internist af te maken. Hierna kreeg hij de mogelijkheid een onderzoeksprogramma op te zetten op het toen nieuwe gebied van de bloedstolling.
De volgende decennia hield hij zich bezig met antistollingsbehandeling en vooral de standaardisering van de protrombinetijd. Het besef dat verschillende ‘tromboplastines’ (nu ‘tissue factor’ genoemd) verschilden in gevoeligheid voor vitamine - antagonisten, leidde tot grote transatlantische debatten, en uiteindelijk tot de ontwikkeling van de ‘international normalised ratio’ (INR), waarvoor Fredi Loeliger sterk ijverde. De invoering van de INR heeft de behandeling met orale anticoagulantia aanzienlijk veiliger en effectiever gemaakt. In 1956 richtte hij de Leidse Trombosedienst op, en hij speelde een hoofdrol in het ontstaan van de Federatie van Nederlandse Trombosediensten. In al deze activiteiten streefde hij met name een strikt intern en extern kwaliteitssysteem na.
Hij werkte ook aan de verbreding van de indicaties van antistollingsbehandeling. Tot in de jaren 80 werd geloofd dat de bloedstolling nauwelijks een rol speelde in het ontstaan van een myocardinfarct. Fredi Loeliger voerde al in de jaren 60 een gerandomiseerde placebogecontroleerde trial uit naar behandeling met orale anticoagulantia na een hartinfarct, die in 1967 werd gepubliceerd in Acta Medica Scandinavica. Dit onderzoek overtuigde de wetenschappelijke wereld niet, waarna hij de ‘Sixty-Plus Reinfarction Study’ uitvoerde, die meer dan een halvering van het risico op reïnfarcering en sterfte aantoonde (Lancet. 1981;1(8233):1321).
Fredi Loeliger was gedurende vele jaren hoogleraar en hoofd van de afdeling Hematologie in het Academisch Ziekenhuis Leiden. Hij stond aan de basis van het Leidse hemostase- en trombose-onderzoek, dat uitgebreid werd in klinische en biochemische richting, met onderzoekslijnen naar hemofilie en trombofilie, door Coen Hemker en Jan Veltkamp, Ernest Briët en Rogier Bertina, en Frits Rosendaal en Pieter Reitsma, terwijl Ton van den Besselaar en Felix van der Meer het onderzoek op het gebied van antistolling voortzetten. Hij was auteur of medeauteur van ruim 100 bijdragen in het NTvG.
Fredi Loeliger was een licht excentrieke persoonlijkheid, met bijzondere hobby’s, zoals het kweken van orchideeën en vlinders, waarover hij ook wetenschappelijk publiceerde (1996; 2000). Hij stond erop dat het bordje bij zijn kamer ‘Dr Loeliger’ vermeldde, ook na zijn benoeming tot hoogleraar, want ‘professor kan iedereen worden’. Van hem is ook de in Leiden nog steeds gebezigde uitspraak dat, wanneer promovendi een excessief volumineus proefschrift ambiëren, ‘een proefschrift een jeugdzonde is, geen levenswerk’.
In 1985 ging hij met emeritaat, maar hij kwam tot voor enige jaren geleden nog regelmatig langs bij de afdeling Hematologie. Bij deze bezoeken kon hij altijd vriendelijke, doch licht ontregelende gesprekken voeren, gesprekken waar trots op zijn ‘Nachwuchs’ doorheen klonk.
Reacties