Primaire HIV-infectie: mononucleosis-infectiosa-achtig ziektebeeld met therapeutische mogelijkheden

Klinische praktijk
K. Brinkman
J.M. Prins
S. Jurriaans
J.M.A. Lange
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1129-33
Abstract

Dames en Heren,

Sinds de eerste beschrijvingen van patiënten met aids aan het eind van de jaren zeventig van deze eeuw, verschenen ook in dit tijdschrift meerdere artikelen over de klinische verschijnselen, de prognose en de therapeutische mogelijkheden bij de met HIV geïnfecteerde patiënt. Meestal ging dit over patiënten die reeds enige tijd met HIV besmet waren.

In 1990 werd in een klinische les aandacht besteed aan de klinische presentatie van de primaire HIV-infectie.1 Sinds die tijd is de herkenning van dit ziektebeeld toch niet toegenomen: bij 84-94 van de patiënten verloopt de ziekte in deze fase symptomatisch, waarbij meer dan 60 medische hulp zoekt, resulterend in opname van 7-29.2 Bij minder dan 2 van de symptomatische patiënten wordt de diagnose ‘HIV-infectie’ in de fase van primo-infectie gesteld. De dan ten onrechte gestelde diagnosen variëren van ‘ziekte van Pfeiffer’ tot ‘ziekte van Guillain-Barré’, ‘encefalitis’ of ‘gegeneraliseerd exantheem e.c.i.’…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Algemene Interne Geneeskunde, Nijmegen.

Academisch Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Inwendige Geneeskunde, onderafd. Infectieziekten, Tropische Geneeskunde en Aids: dr.J.M.Prins en prof.dr.J.M.A.Lange, internisten.

Afd. Humane Retrovirologie: mw.dr.S.Jurriaans, medisch bioloog.

Contact Dr.K.Brinkman, internist (k.brinkman@olvg.nl)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties