Samenvatting
Doel
Bepaling van de waarde van preoperatief non-invasief lokalisatieonderzoek bij patiënten die geopereerd werden in verband met hyperparathyreoïdie.
Plaats
Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt.
Opzet
Retrospectief onderzoek.
Methode
De uitslagen van preoperatief lokalisatieonderzoek voor 116 halsexploraties bij 115 patiënten werden vergeleken met de operatiebevindingen. De sensitiviteit en de specificiteit van 4 non-invasieve technieken werden berekend voor enkelvoudige versus meervoudige kliervergroting, initiële halsexploratie versus reëxploraties en normale versus ectopische lokalisaties.
Resultaten
De sensitiviteit van preoperatief verrichte echografie, thallium-technetiumscintigrafie, computertomografie en 99mTc-sestamibi-scintigrafie (MIBI-scan) bij enkelvoudige kliervergroting was respectievelijk 56, 65, 67 en 83. Bij meervoudige kliervergroting was de sensitiviteit van de eerste 3 technieken aanzienlijk lager; of dit ook geldt voor de MIBI-scan is nog onbekend. De specificiteit was voor alle technieken hoog. De sensitiviteit was voor initiële exploraties en reëxploraties vrijwel gelijk. De met thallium-technetiumscintigrafie gelokaliseerde bijschildklieren waren significant zwaarder dan de gemiste klieren. Mediastinaal gelokaliseerde bijschildklieren werden alleen door computertomografie en thallium-technetiumscintigrafie gevisualiseerd.
Conclusie
Uit de literatuur blijkt dat preoperatief lokalisatieonderzoek bij een eerste exploratie wegens hyperparathyreoïdie niet zinvol is, maar wèl bij reëxploratie. Door combinatie van technieken worden bij enkelvoudige kliervergroting meer vergrote bijschildklieren gelokaliseerd. De eerste ervaringen met de MIBI-scan zijn gunstig.
Reacties