Samenvatting
- Carcinoïde tumoren zijn zeldzame neuro-endocriene tumoren. In 2000 is een nieuwe WHO-classificatie ontwikkeld waarmee een betere beschrijving van de tumor en zijn biologisch gedrag mogelijk is. De daarin voorgestelde aanduiding is ‘gastro-enteropancreatische neuro-endocriene tumor’ (GEP-NET).
- Voor visualisatie van GEP-NET’s heeft somatostatinereceptorscintigrafie de hoogste sensitiviteit.
- De laatste jaren zijn nieuwe tracers voor positronemissietomografie (PET) ontwikkeld, waardoor PET in de toekomst een belangrijke rol zal kunnen spelen.
- De primaire behandeling van een patiënt met een GEP-NET blijft chirurgische resectie van de tumor. Bij gemetastaseerde ziekte zijn meerdere palliatieve behandelingen mogelijk.
- Chemotherapie is weinig effectief, maar slecht gedifferentieerde, agressieve tumoren reageren beter.
- Met somatostatineanaloga is meestal weinig objectieve tumorrespons waarneembaar, maar met radioactief gelabelde somatostatineanaloga (peptide-receptorradionuclidetherapie) zijn betere resultaten gezien.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1868-72
(Geen onderwerp)
Maaseik-Bree, België, september 2006,
Bodelier en Haak geven een goed overzicht van de huidige stand van zaken betreffende gastro-enteropancreatische neuro-endocriene tumoren (GEP-NET’s) (2006:1868-72). Wij willen een aanvulling geven die belangrijk is voor de klinische praktijk; deze betreft de bepaling van chromogranine A als onderdeel van het diagnostisch proces.
De auteurs melden een onderzoek waarin een specificiteit van 98% werd gerapporteerd zonder andere factoren te noemen die een stijging van het chromogranine A als gevolg kunnen hebben. Eind jaren negentig van de vorige eeuw werd reeds aangetoond dat zuursuppressie met protonpompinhibitoren gedurende middellange tot lange termijn een stijging kan geven van de waarde van chromogranine A.1 Dit is te wijten aan hyperplasie van de enterochroomaffien-achtige (ECL) cellen. In 2004 werd dit nogmaals bevestigd in een Italiaanse studie bij behandeling met protonpompremmers in lage dosis (10 mg/d) en reeds gedurende een korte behandeltermijn.2
Ook werden andere factoren beschreven die een lichte verhoging van chromogranine A kunnen veroorzaken, onder andere nierinsufficiëntie en ontregelde hypertensie.
Gezien de veelvuldige inname van protonpompremmers door de huidige patiëntenpopulatie zal een verhoogde chromograninewaarde bij gelijktijdige inname van deze middelen vaak vóórkomen. Intensieve diagnostiek ter detectie van GEP-NET is hierbij niet dadelijk aangewezen. Eerst dient men een nieuwe bepaling van het chromogranine A te verrichten na staken van de behandeling met een protonpompremmer.
Sanduleanu S, Stridsberg M, Jonkers D, Hameeteman W, Biemond I, Lundqvist G, et al. Serum gastrin and chromogranin A during medium- and long-term acid suppressive therapy: a case-control study. Aliment Pharmacol Ther. 1999;13:145-53.
Giusti M, Sidoti M, Augeri C, Rabitti C, Minuto F. Effect of short-term treatment with low dosages of the proton-pump inhibitor omeprazole on serum chromogranin A levels in man. Eur J Endocrinol. 2004;150:299-303.
(Geen onderwerp)
Maastricht, september 2006,
Wij danken de collega’s Delen en Eyben voor hun nuttige aanvulling op ons artikel wat betreft de bepaling van chromogranine A. Chromogranine A is een belangrijke marker die gebruikt wordt voor het opsporen van GEP-NET’s. Chromogranine A is echter niet specifiek voor neuro-endocriene tumoren, maar de concentratie ervan kan bijvoorbeeld ook verhoogd zijn bij een patiënt met prostaatcarcinoom. Terecht stellen Delen en Eyben dat het gebruik van protonpompremmers een verhoogde waarde van chromogranine A kan geven; het herhalen van de bepaling na staken van de zuurremming is dan ook zeker zinvol. Andere aandoeningen die een fout-positieve waarde kunnen geven, zijn inflammatoir darmlijden, fysieke stress na een trauma, en leverfalen.1
Lips CJ, Lentjes EG, Hoppener JW. The spectrum of carcinoid tumours and carcinoid syndromes. Ann Clin Biochem. 2003;40(Pt 6):612-27.
(Geen onderwerp)
Groningen, september 2006,
Graag geven wij een aanvulling op het overzichtsartikel van Bodelier en Haak (2006:1868-72). Ook wij zijn van mening dat de positronemissietomografie(PET)-scan een belangrijke plaats zal krijgen bij de diagnostiek van carcinoïde en andere neuro-endocriene tumoren. Wij publiceerden recent de resultaten van onze studie met 18F-dihydroxyfenylalanine(DOPA)-PET bij 53 patiënten met een gemetastaseerd carcinoïd; die geven meer zicht op de plaats van deze techniek bij de diagnostiek van deze tumoren.1 Hierbij bleek dat de 18F-DOPA-PET-scan superieur is aan de combinatie van somatostatinereceptorscintigrafie (SRS) gecombineerd met CT. De sensitiviteit van 18F-DOPA-PET voor het detecteren van tumoren bedroeg 95% (95%-BI: 90-98), hetgeen statistisch significant beter was dan de sensitiviteit van 79% (95%-BI: 70-86) voor de combinatie SRS met CT. Met name vindt men met 18F-DOPA-PET meer leverhaarden en veel meer abdominale en ossale haarden dan met de andere technieken. In de praktijk is ook de mate van zekerheid bij de beoordeling aanzienlijk groter dan bij de SRS. Na combinatie met CT is ook de anatomische locatie van tumoren goed te bepalen (figuur).
Met 18F-DOPA-PET worden tumoren afgebeeld op basis van hun metabole activiteit en de verhoogde behoefte aan aminozuurvoorlopers, hetgeen leidt tot opname van de 18F-DOPA-tracer. Echter, ook bij metabool niet actieve tumoren is deze scan vaak positief. Ook bij andere neuro-endocriene tumoren zoals medullair schildkliercarcinoom, feochromocytoom, paraganglioom, insulinoom en congenitaal hyperinsulinisme lijkt de techniek van waarde.2-4 Bij endocriene tumoren uitgaande van de pancreas is de opbrengst van 18F-DOPA-PET veelal lager.5
De beschikbaarheid van 18F-DOPA-PET in Nederland is vooralsnog beperkt tot het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Daarom kan deze techniek elders voorlopig worden gezien als tweedelijns diagnosticum en worden ingezet als andere technieken geen resultaat opleverden terwijl het vermoeden van een tumor sterk blijft. Recent is ook de 11C-5-hydroxytryptofaan(HTP)-PET-scan beschikbaar gekomen in het UMCG. Deze radiotracer is een directe voorloper in de serotoninesynthese die in veel carcinoïde tumoren overactief is, maar blijkt ook in andere neuro-endocriene tumoren sterk te worden opgenomen, waardoor visualisatie van tumoren mogelijk wordt. Een vergelijkende studie tussen 18F-DOPA- en 11C-HTP-PET wordt momenteel uitgevoerd.
Koopmans KP, Vries EG de, Kema IP, Elsinga PH, Neels OC, Sluiter WJ, et al. Staging of carcinoid tumours with 18F-DOPA PET: a prospective, diagnostic accuracy study. Lancet Oncol. 2006;7:728-34.
Brink I, Hoegerle S, Klisch J, Bley TA. Imaging of pheochromocytoma and paraganglioma. Fam Cancer. 2005;4:61-8.
Hoegerle S, Altehoefer C, Ghanem N, Brink I, Moser E, Nitzsche E. 18F-DOPA positron emission tomography for tumour detection in patients with medullary thyroid carcinoma and elevated calcitonin levels. Eur J Nucl Med. 2001;28:64-71.
Hussain K, Seppanen M, Nanto-Salonen K, Adzick NS, Stanley CA, Thornton P, et al. The diagnosis of ectopic focal hyperinsulinism of infancy with [18F]-dopa positron emission tomography. J Clin Endocrinol Metab. 2006;91:2839-42.
Montravers F, Grahek D, Kerrou K, Ruszniewski P, de Beco V, Aide N, et al. Can fluorodihydroxyphenylalanine PET replace somatostatin receptor scintigraphy in patients with digestive endocrine tumors? J Nucl Med. 2006;47:1455-62.
(Geen onderwerp)
Maastricht, september 2006,
Wij danken de collega’s Jager et al. voor hun waardevolle aanvulling op ons artikel. Wij bespraken daarin de opkomst van de PET-scan bij de diagnostiek van GEP-NET’s. De ontwikkelingen in dezen gaan zeer snel, waarbij steeds weer nieuwe PET-tracers beschikbaar komen. De 18F-DOPA-PET blijkt in de studie van Jager et al. zelfs superieur te zijn aan de combinatie SRS en CT in het aantonen van afwijkingen bij patiënten met een gemetastaseerd carcinoïd. Wellicht dat in de toekomst ook bij patiënten bij wie een neuro-endocriene tumor vermoed wordt 18F-DOPA-PET of een ander soort PET-scan het belangrijkste diagnosticum wordt. Op dit moment is, mede ook door de nog beperkte beschikbaarheid van de PET-scan, de SRS vooralsnog eerste keuze.
Studies waarbij PET superieur blijkt te zijn aan de conventionele diagnostische methoden zullen zeker bijdragen aan het op bredere schaal toepasbaar worden van de PET-scan.