Prenatale diagnostiek van triploïdie

Klinische praktijk
H. Wolf
N.J. Leschot
M.T.A. van den Kroonenberg
N. Walford
F.B. Lammes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:394-7
Abstract

Samenvatting

Bij 2 vrouwen werd bij respectievelijk 20 en 21 weken de diagnose foetale triploïdie gesteld door middel van een abdominale chorionbiopsie. Het chromosomenpatroon was 69, XXX resp. 69, XXY. De diagnose werd vermoed op grond van de echoscopische waarneming van een foetale groeivertraging en een volumineuze, blazige placenta. Bij één patiënte bestond tevens bilateriaal een multiloculaire ovariumcyste. Zij kreeg bij 22 weken een eclamptisch insult. Bij beide patiënten werd de baring ingeleid met prostaglandine intraveneus. Eén foetus had een kleine spina bifida, de ander toonde geen anatomische afwijkingen. Beide placenta's lieten het beeld van een partiële mola zien bij microscopisch onderzoek.

Er wordt een korte beschrijving gegeven van de bij triploïdie voorkomende afwijkingen.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam, Afd. Verloskunde en Gynaecologie: H.Wolf en prof.dr.F.B.Lammes, gynaecologen.

Instituut voor Anthropogenetica: dr.N.J.Leschot, klinisch geneticus en M.T.A.van den Kroonenberg, analiste.

Afd. Pathologische Anatomie: N.Walford.

Contact H.Wolf

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties