Prenatale diagnostiek van foetale afwijkingen; aanvulling met ultrasnelle MRI mogelijk bij onduidelijke echoscopische bevindingen

To determine the value of ultra-fast magnetic resonance imaging (MRI) in supplementing the prenatal diagnosis of congenital abnormalities by ultrasound.

Design

Descriptive.

Methods

Thirty-nine pregnant women with 40 foetuses in whom ultrasound indicated possible foetal congenital abnormalities were examined by ultra-fast MR scanning within two weeks of the ultrasound scan. The research was carried out from July 1997 to December 1999 in the Free University Medical Centre in Amsterdam, the Netherlands and the Leiden Academic Hospital, the Netherlands. Two techniques were used: the HASTE-Inversion Recovery sequence, and FISP-2D. After delivery, the MRI findings were compared with the postnatal diagnosis, and the extent to which the prenatal MRI findings supplemented the information provided by the ultrasound scan was also examined.

Results

The average gestation period was 27 weeks (SD: 3; range: 19-39). MRI provided additional information about 22 foetuses (10/19 suspected brain abnormality; 6/9 suspected vertebral column abnormality). In nine cases, MRI confirmed the ultrasound findings, in four cases it gave a false-negative result and in two cases it was unable to provide a diagnosis (2/4 skeletal images). Finally, in three cases the procedure was aborted due to maternal claustrophobia.

Conclusion

Ultra-fast MRI of the foetus in utero provided additional information about congenital malformations previously suspected with ultrasound scanning, particularly if these involved the central nervous system.

Samenvatting

Doel

Bepalen van de aanvullende waarde van ultrasnelle ‘magnetic resonance imaging’ (MRI) bij foetussen in utero met echoscopisch vermoedelijk congenitale afwijkingen.

Opzet

Beschrijvend.

Methode

Bij 39 zwangere vrouwen met 40 foetussen met echoscopisch een aanwijzing voor congenitale afwijkingen werd binnen 2 weken nadien ultrasnelle MRI verricht. Het onderzoek vond plaats in de periode juli 1997-december 1999, aan het Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam en het Leids Universitair Medisch Centrum. Er werd gebruikgemaakt van 2 MR-sequenties: HASTE-Inversion Recovery en FISP- 2D. Na de bevalling werden de bevindingen van de MRI door de radioloog vergeleken met de postnatale diagnose en er werd onderzocht in hoeverre de bevindingen van de prenatale MRI een aanvulling vormden op de echoscopische bevindingen.

Resultaten

De gemiddelde zwangerschapsduur was 27 weken (SD: 3; uitersten: 19-39). Bij 22 foetussen gaf de MRI aanvullende informatie (10/19 vermoedelijke hersenafwijkingen; 6/9 vermoedelijke wervelkolomafwijkingen), bij 9 werden de bevindingen van het echoscopisch onderzoek bevestigd, bij 4 was de MRI-uitslag fout-negatief (2/9 wervelkolomafbeeldingen), bij 2 was het beeld niet te beoordelen (2/4 skeletafbeeldingen) en bij 3 zwangeren werd het onderzoek afgebroken wegens claustrofobie.

Conclusie

Met ultrasnelle MRI was het mogelijk aanvullende informatie te verkrijgen bij een foetus in utero met echoscopisch vermoedelijk afwijkingen, vooral als deze het centrale zenuwstelsel betroffen.